Examenvoorbereiding 2024

Op weg naar het examen...
1 / 51
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 51 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Op weg naar het examen...

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Planning
-Herhalen onderwerpen
-Examen oefenen
-Oefenen per onderwerp
-SE's bespreken

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Onderwerpen
-Bloedgroepen
-Fotosynthese + voedselweb en -keten
-Kruisingsschema's erfelijkheid
-Stambomen verwantschap
-Zenuwcellen en impulsen
(-Antibiotica) 

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Slide 4 - Video

This item has no instructions

Slide 5 - Link

This item has no instructions



Welke letter geeft het resultaat 
weer van de bloedgroepbepaling
 van Lisette?

Slide 6 - Slide

This item has no instructions


Welke letter geeft het resultaat weer van de bloedgroepbepaling van Lisette?
A
R
B
S
C
T
D
U

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Tot voor kort kon een niertransplantatie alleen plaatsvinden als de donor en de ontvanger passende bloedgroepen hadden. Door een nieuwe techniek speelt de bloedgroep bij deze transplantatie geen rol meer. Bij die techniek worden bij de nierpatiënt de antistoffen tegen de donorbloedgroep uit het bloed gefilterd. Alle andere antistoffen gaan terug in het lichaam.

 

Jasmijn is nierpatiënt en komt in aanmerking voor een niertransplantatie. Ze heeft bloedgroep 0. Door de nieuwe techniek kan zij van haar broer Mark een donornier ontvangen. Mark heeft bloedgroep A.
Voordat de transplantatie wordt uitgevoerd, wordt het bloed van Jasmijn gefilterd.
Welke antistoffen worden uit haar bloed verwijderd?

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Welke antistoffen worden uit haar bloed verwijderd?
A
Alleen anti-A
B
Alleen anti-B
C
Anti-A en Anti-B

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Bloedgroepen

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Overzicht van de bloedgroepen?
Bloedgroep
antigenen
antistoffen
A
A
anti-B
B
B
anti-A
AB
AB
-
O
-
anti-A en anti-B

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Bloedtransfusie

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Bloedtransfusie

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Nu
Examen oefenen

Morgen: SE bespreken

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Vandaag
Dagopening

Herhaling fotosynthese + voedselweb en voedselketen

Examen oefenen

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Uit welk gas bestaan de belletjes vooral?

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Fotosynthese
  • Fotosynthese is het proces waarbij de plant glucose maakt.

  • Nodig: Zonlicht, water en koolstofdioxide.
  • Maakt: Glucose en zuurstof.

  • Glucose bevat energie en is dus een energierijke stof.
Blz. 158

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Verbranding
  • Verbranding is het proces waarbij energie wordt vrijgemaakt uit glucose.
  • Cellen breken glucose af met behulp van zuurstof (energie komt vrij).
  • Er onstaan 2 afvalstoffen: Koolstofdioxide en water.

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Examenvraag
Noteer een voedselketen bestaande uit vier schakels uit de informatie. 

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

alg(en) => sardine(s)/ansjovis(sen) => dolfijn(en)=> orka(’s)
• vier juiste schakels in de juiste volgorde 
• de voedselrelaties op de juiste manier met pijlen aangegeven 

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Voedselketen

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Voedselweb

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Vandaag
Herhaling erfelijkheid (kruisingsschema's) 

Examen oefenen

Slide 24 - Slide

This item has no instructions


Hoe groot is de kans dat 
deze cavia's een jong 
krijgen met een 
witte vacht? 

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Belangrijke begrippen:
Fenotype = uiterlijk (blauwe ogen, spitse neus, krullend haar)
Genotype = AA of Aa of aa (in tweetallen gekregen van ouders)
Homozygoot = 2 dezelfde genen (AA of aa)
Heterozygoot = 2 verschillende genen (Aa)
Dominant gen = overheersend, komt tot uiting (A of B of E) Recessief gen = niet overheersend, komt niet tot uiting
                                    (a of b of e) 

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Termen bij kruisingsschema's
Fenotypen: uiterlijk (donker haar , blauwe ogen, witte vacht enz)
Genotypen: de genen op de chromosomen (AA of Aa of aa)
P-generatie: de ouders
F1-generatie: de kinderen
F2-generatie: kinderen van kinderen

Slide 27 - Slide

F = Filius
betekent zoon

Meer oefenen met erfelijkheid? 
Of examen verder oefenen

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

De kleur van erwten is een erfelijke eigenschap.
Een bepaalde erwtenplant is opgegroeid uit een gele erwt. Hij wordt gekruist met een andere erwtenplant die ook is opgegroeid uit een gele erwt. Onder de nakomelingen uit deze kruising komen zowel gele als groene erwten voor.

Wat is het genotype van beide ouderplanten voor de kleur van de erwten waaruit ze zijn opgegroeid?

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Bij een runderras is de vachtkleur rood of wit of rood-wit gevlekt. De vachtkleur is een erfelijke eigenschap.
Als een homozygoot rood rund wordt gekruist met een homozygoot wit rund zijn alle nakomelingen rood-wit gevlekt. Het fenotype van deze nakomelingen wordt intermediair genoemd.

Twee rood-wit gevlekte runderen worden met elkaar gekruist. Hoe groot is de kans op een witte nakomeling bij deze kruising?

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Vandaag
Theorie: zenuwcellen en impulsen
Theorie: bestuiving en bevruchting

Examen (af)maken
Examen nakijken

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Zenuwstelsel
-Bestaat uit hersenen, ruggenmerg en zenuwen. 

-Centraal zenuwstelsel zijn hersenen en ruggenmerg


Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Het zenuwstelsel
Het zenuwstelsel

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Aant 5.1 Zenuwcellen
Gevoelszenuwcel
  • Geleid impulsen van zintuig naar CZS

Gevoelszenuwcel

  • Geleid impulsen van zintuig naar CZS
  • Cellichaam buiten CZS
  • Bevat één lange uitloper en één korte uitloper

Type zenuwcellen

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Aant 5.1 Zenuwcellen
Gevoelszenuwcel
  • Geleid impulsen van zintuig naar CZS

Schakelcel

  • Geleid impulsen binnen CZS
  • Cellichaam en uitlopers binnen CZS
  • Bevat alleen korte uitlopers

Type zenuwcellen

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Aant 5.1 Zenuwcellen
Gevoelszenuwcel
  • Geleid impulsen van zintuig naar CZS

Bewegingszenuwcel

  • Geleid impulsen van CZS naar spier of klier
  • Cellichaam binnen CZS
  • Bevat één lange uitloper en meerdere korte uitlopers

Type zenuwcellen

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Cellichaam bewegingszenuwcel en volledige schakelcellen in CZS
timer
2:00

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

Als de smaakzintuigen in de tong worden geprikkeld, worden er impulsen geleid naar het centrale zenuwstelsel. In een bepaald deel van het centrale zenuwstelsel worden deze impulsen verwerkt, zodat de gewaarwording 'zoet' optreedt.

In welk deel van het centrale zenuwstelsel gebeurt dit?
A
Grote hersenen
B
Hersenstam
C
Kleine hersenen
D
Hypofyse

Slide 38 - Quiz

This item has no instructions

Het knipperen met de ogen wordt de ooglidreflex genoemd. Bij het optreden van deze reflex spelen zenuwuiteinden in de buitenste laag van het oog een rol. De zenuwuiteinden worden onder andere geprikkeld als deze laag te droog wordt.

Van welk type zenuwcellen maken deze zenuwuiteinden deel uit?
A
Bewegingszenuwcellen
B
Gevoelszenuwcellen
C
Schakelcellen
D
Spiercellen

Slide 39 - Quiz

This item has no instructions

In de wand van de rechter hartboezem bevindt zich de zogenaamde sinusknoop. Deze sinusknoop geeft impulsen af die door uitlopers van zenuwcellen over de hartspier geleid worden. Door deze impulsen trekt het hart samen: eerst de boezems, dan de kamers. Het aantal malen dat het hart per minuut samentrekt wordt het hartritme genoemd.

Worden de impulsen uit de sinusknoop over het hart geleid door uitlopers van bewegingszenuwcellen, van gevoelszenuwcellen of van schakelcellen?
A
Bewegingszenuwcellen
B
Gevoelszenuwcellen
C
Schakelcellen
D
Alle drie

Slide 40 - Quiz

This item has no instructions

De bloem
Meeldraad
- helmdraad
- helmknop met stuifmeelkorrels

Stamper
- stempel
- stijl
- vruchtbegingsel met zaadbeginsels waarin eicellen zitten

Slide 41 - Slide

This item has no instructions

Insectenbloemen
Insect verzamelt nectar.

Stuifmeel plakt aan insect, en plakt aan de stempel bij dezelfde/ andere bloem.

Slide 42 - Slide

This item has no instructions

Windbloemen
De wind neemt het stuifmeel mee.
Komt op de stempels van andere bloemen.

Slide 43 - Slide

This item has no instructions

bestuiven en bevruchten

Bestuiven = stuifmeel komt (door insect of wind) op de stempel 

De stuifmeelkorrel vormt een buis door de stijl naar beneden, richting de vruchtbeginsels (met daarin de eicellen).

Bevruchten = kern van stuifmeelkorrel en eicel smelten samen - bevruchte eicel

Slide 44 - Slide

This item has no instructions

De groene bessen van een aardappelplant hebben zich uit de stamper ontwikkeld.
Uit welk deel van de stamper groeit zo’n bes?
A
Uit de stempel
B
Uit de stijl
C
Uit het vruchtbeginsel

Slide 45 - Quiz

This item has no instructions

De bloemen van de kamperfoelie worden bestoven. Drie leerlingen geven elk een omschrijving van bestuiving bij kamperfoelie.
Lisa: Een vlinder bezoekt een kamperfoelie-bloem om nectar op te zuigen, waarbij zaden aan het behaarde lijf van de vlinder blijven plakken.
Michel: Een vlinder met kamperfoelie-stuifmeel aan zijn lijf bezoekt een kamperfoeliebloem; het stuifmeel blijft aan de stempel van de bloem kleven.
Noor: In de kamperfoelie-bloem versmelt een stuifmeelkorrel met een eicel.
Wie geeft een juiste omschrijving van bestuiving?

Slide 46 - Slide

This item has no instructions

De bloemen van de kamperfoelie worden bestoven. Drie leerlingen geven elk een omschrijving van bestuiving bij kamperfoelie.

Lisa: Een vlinder bezoekt een kamperfoelie-bloem om nectar op te zuigen, waarbij zaden aan het behaarde lijf van de vlinder blijven plakken.
Michel: Een vlinder met kamperfoelie-stuifmeel aan zijn lijf bezoekt een kamperfoeliebloem; het stuifmeel blijft aan de stempel van de bloem kleven.
Noor: In de kamperfoelie-bloem versmelt een stuifmeelkorrel met een eicel.
Wie geeft een juiste omschrijving van bestuiving?



Slide 47 - Slide

This item has no instructions

Een stuifmeelkorrel komt terecht op een stamper van een waterlelie. Daarna vinden de volgende gebeurtenissen plaats.

1 De stuifmeelkorrel vormt een stuifmeelbuis door de stijl.
2 Een zaadbeginsel groeit uit tot zaad.
3 Twee kernen versmelten met elkaar.

Wat is de juiste volgorde van deze gebeurtenissen?

Slide 48 - Slide

This item has no instructions

Een stuifmeelkorrel komt terecht op een stamper van een waterlelie. Daarna vinden de volgende gebeurtenissen plaats.

1 De stuifmeelkorrel vormt een stuifmeelbuis door de stijl.
2 Een zaadbeginsel groeit uit tot zaad.
3 Twee kernen versmelten met elkaar.

1-3-2

Slide 49 - Slide

This item has no instructions

Examen afronden
Werk verder tot docent zegt dat het nakijktijd is. 

Nakijken: noteer 'te behalen punten' en 'behaalde punten' naast elkaar. 
Reken uit hoeveel % je goed had. 

Slide 50 - Slide

This item has no instructions

Laatste tips...
-Neem mee: pen, reservepen, potlood, puntenslijper, gum, geodriehoek en rekenmachine
-Neem de tijd om de vraag te lezen en plaatjes te bekijken
-Geef zo volledig mogelijk antwoord
-Check of je antwoord hebt gegeven op de vraag

-Blijf relaxed! 

Slide 51 - Slide

This item has no instructions