Oefentoets

timer
0:05
Oefentoets en aantekeningen.  
Telefoon in je tas 
Rustig binnen komen
Op je plaats gaan zitten
Tas op de grond jas uit pet af 
Spullen open voor je op de juiste blz
Welkom, kom rustig binnen 
1 / 51
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 51 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

timer
0:05
Oefentoets en aantekeningen.  
Telefoon in je tas 
Rustig binnen komen
Op je plaats gaan zitten
Tas op de grond jas uit pet af 
Spullen open voor je op de juiste blz
Welkom, kom rustig binnen 

Slide 1 - Slide

Oefentoets thema 2. 

Slide 2 - Slide

Leerdoel 1
Je kunt de functies van voedingsstoffen noemen. 
Je weet het verschil tussen plantaardige en dierlijke voedingsmiddelen. 
Dit kun je leren in basisstof 1. 

Slide 3 - Slide

Hoe noem je alles wat je eet en drinkt?

Slide 4 - Open question

Is het voedingsmiddel plantaardig of dierlijk?
Plantaardig
Dierlijk
Andijvie
Bloemkool
Ei
Gehakt
Karbonade
Karnemelk
Kiwi
Pasta
Snijworst

Slide 5 - Drag question

Welke functie hebben stoffen die vooral onder de huid worden opgeslagen?
A
Beschermende stof
B
Bouwstof
C
Brandstof
D
Reservestof

Slide 6 - Quiz

Wat gebruikt je lichaam om nieuwe cellen te maken?
A
Beschermende stoffen
B
Bouwstoffen
C
Brandstoffen
D
Reservestoffen

Slide 7 - Quiz

Wie zal er meer bouwstoffen nodig hebben, een jong kind of een bejaarde man? Leg je antwoord uit.

Slide 8 - Open question

Aantekeningen 
Voedingsmiddelen: Alles wat je eet of drinkt
Plantaardige voedingsmiddelen: voedingsmiddelen afkomstig van planten 
Dierlijke voedingsmiddelen: voedingsmiddelen afkomstig van dieren 


Slide 9 - Slide

Je lichaam heeft voedingstoffen nodig voor: 
Brandstof: Voor energie
Bouwstof: Voor nieuwe cellen
Reservestof: Om te gebruiken voor later
Beschermende stoffen: Om gezond te blijven

Slide 10 - Slide

Leerdoel 2. 
Je kunt zes groepen voedingsstoffen noemen met hun functies.

Slide 11 - Slide

Bouwstof
Brandstof
reservestof
Beschermende stof
Eiwitten
Koolhydraten
Vetten
Water
Mineralen
Vitaminen
Welke functies hebben deze voedingsstoffen in je lichaam? Sleep de stipjes naar de goede plek. 

Slide 12 - Drag question

Is zetmeel een koolhydraat?
A
Ja
B
Nee

Slide 13 - Quiz

Welke groepen voedingsstoffen kunnen energie leveren?
Leveren energie
Eiwitten
Koolhydraten
Vetten
Water
Mineralen
Vitamine

Slide 14 - Drag question

Leveren vetten energie?
A
Ja
B
Nee

Slide 15 - Quiz

Aantekeningen
Voedingsmiddelen bevatten voedingsstoffen en voedingsvezels.
Voedingsstoffen: Worden opgenomen in het lichaam. 
Voedingsvezel: Kan niet worden verteerd of opgenomen in het lichaam. Het geeft een vol gevoel en stimuleert de darmperistaltiek. 

Slide 16 - Slide

Bouwstof
Brandstof
Reservestof
Beschermende stof 
koolhydraat
X
X
X
vet
X
X
X
eiwit
X
X
vitaminen
X
X
mineralen 
X
X
water
X

Slide 17 - Slide

Leerdoel 3
Je kunt zetmeel aantonen met een indicator. 

Slide 18 - Slide

Waarvoor wordt een indicator gebruikt.

Slide 19 - Open question

Welke kleur heeft een joodoplossing?
A
Lichtblauw
B
Lichtbruin
C
Lichtgroen
D
Lichtpaars

Slide 20 - Quiz

In de afbeelding zie je een bord met gekookte aardappelen. Er is wat joodoplossing bij gedaan. Bevat een aardappel zetmeel?
A
Bevat wel zetmeel
B
Bevat geen zetmeel.

Slide 21 - Quiz

Aantekekening
Joodoplossing: de indicator voor zetmeel 
Indicator: een stof waarmee je een andere stof kunt aantonen (zichtbaar maken) 

Slide 22 - Slide

Leerdoel 4
Je kunt de functie van verteringssappen en enzymen noemen.
Je kunt de organen van het verteringsstelsel noemen. 

Slide 23 - Slide

Door verteringssappen kan voedsel worden verteerd.
Maak de zin kloppend.
Verteringssappen worden gemaakt door:...
A
Verteringsproducten
B
Verteringsklieren

Slide 24 - Quiz

Noem 3 verteringsklieren

Slide 25 - Open question

Wat is de functie van enzymen?

Slide 26 - Open question

Zet de organen van
het verteringsstelsel
in de juiste volgorde. 
Dunne darm
Slokdarm
Endeldarm
Dikke darm
Twaalfvingerige
darm
Maag
Mondholte

Slide 27 - Drag question

In welk deel van het darmkanaal worden veel voedingsstoffen in het bloed opgenomen?
A
In de dikke darm
B
In de dunne darm
C
In de endeldarm
D
In de twaalfvingerige darm

Slide 28 - Quiz

Aantekeningen
• Het verteringsstelsel zorgt voor de vertering van voedsel.
– Voedingsstoffen gaan door de wand van de dunne darm naar het bloed.
• Het voedsel gaat langs deze delen van het verteringsstelsel:
– mondholte: kauwen
– slokdarm
– maag: opslagplaats van voedsel
– twaalfvingerige darm
– dunne darm: voedingsstoffen gaan naar het bloed
– dikke darm: water uit het voedsel halen
– endeldarm: opslagplaats van onverteerde resten
– anus

Slide 29 - Slide

Leerdoel 5 
Je kunt de bouw en werking van de darmen beschrijven.
 Je kunt de delen van een gebit noemen met hun functie.

Slide 30 - Slide

Hoe noem je deel 1?

Slide 31 - Open question

Hoe noem je deel 2?

Slide 32 - Open question

Hoe heet dit deel van het gebit en wat kun je er mee?

Slide 33 - Open question

Hoe heet dit deel van het gebit?

Slide 34 - Open question

Hoe heet dit deel van het gebit en wat kun je er mee?

Slide 35 - Open question

Aantekening
• Snijtanden en hoektanden: om stukken van het voedsel af te bijten.
• Kiezen:om voedsel fijn te malen.
– Kiezen hebben een knobbelige bovenkant.
• Functie gebit: het voedsel in kleine stukjes verdelen.
– Je kunt het voedsel beter inslikken.

Slide 36 - Slide

Leerdoel 6 
Je kunt de bouw en werking van de darmen beschrijven.

Slide 37 - Slide

Wat zijn peristaltische bewegingen?
A
bewegingen van de darmen waarbij het water uit voedsel wordt gehaald.
B
Bewegingen van de darmen waarbij het water voedsel wordt gehaald
C
Beweging van de darmen waarbij voedingsstoffen in het bloed worden opgenomen.

Slide 38 - Quiz

Juist of onjuist?
Door darmperistaltiek wordt het voedsel gekneed en gemengd met verteringssappen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 39 - Quiz

Maak de zin af:
Door de voedingsvezel verloopt de darmperistaltiek...
A
beter
B
slechter

Slide 40 - Quiz

Aart heeft last van verstopping van het darmkanaal. Aart kan volkorenbrood of witbrood eten. Volkorenbrood brood bevat de meeste voedingsvezels.
Welk soort brood kan Aart het beste eten om verstopping van het darmkanaal te voorkomen? Leg je antwoord uit.

Slide 41 - Open question

Aantekeningen
• Verteringsklieren maken verteringssappen.
– Verteringssappen zorgen voor de vertering.
– Enzymen zorgen ervoor dat de vertering sneller gaat.
• Vijf verteringsklieren:
– speekselklieren
– maagsapklieren
– lever
– alvleesklier
– darmsapklieren

Slide 42 - Slide

Leerdoel 7
Je kunt met de Schijf van Vijf adviezen voor een gezonde voeding geven.

Slide 43 - Slide

Uit de grote vakken van de schijf van vijf moet je ................ eten.

Deze vakken bevatten ........................... Voedingsmiddelen.
Maak de zinnen af door de goede worden in de zin te slepen. 
Meer
Minder
Dierlijke
Plantaardige

Slide 44 - Drag question

Tempeh is gemaakt van een peulvrucht (afbeelding 1).

Tot welk vak van de schijf van vijf (afbeelding 2) behoort tempeh?
A
Tot het groene vak
B
tot het oranje vak
C
tot het roze vak
D
tot het gele vak

Slide 45 - Quiz

Je eet een maaltijd die bestaat uit sla, gebakken aardappels en biefstuk.
Welk voedingsmiddel levert vooral eiwitten?
A
Aardappelen
B
Biefstuk
C
Sla

Slide 46 - Quiz

Veel mensen nemen tussen de maaltijden een tussendoortje.
Wat kun je het beste tussendoor eten, snoep of fruit? Leg je antwoord uit.

Slide 47 - Open question

Welke organismen kunnen je voedsel bederven?

Slide 48 - Open question

Kun je een voedselvergiftiging krijgen door bedorven voedsel?
A
Ja
B
Nee

Slide 49 - Quiz

Aantekeningen 
• Eet gevarieerd.
– Eet elke dag iets uit elk vak.
• Vijf adviezen:
– Eet veel groente en fruit.
– Gebruik zachte en vloeibare vetten.
– Eet meer plantaardig en minder vlees.
– Eet vooral volkoren.
– Drink dranken zonder suiker.
• Voor producten met veel zout, veel suiker of veel vet geldt: niet te veel en niet te vaak.
• Ga veilig met voedsel om.
– Voedsel kan bederven door bacteriën en schimmels.
– Voedselvergiftiging: een infectie door voedsel dat besmet is met chemische stoffen of ziekteverwekkers.
• Regels voor werken met voedsel:
– Werk met schone handen.
– Laat geen etensresten liggen.
– Maak tussendoor alles goed schoon.
– Bewaar eten in de koeling.

Slide 50 - Slide

Klaar
Nu mag je de toets inleveren en wachten tot iedereen klaar is. 

Slide 51 - Slide