Personalpronomen, regelmatige ww, haben/sein

der die das
1 / 40
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo k, havoLeerjaar 2,3

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

der die das

Slide 1 - Slide

Dienstag den 1. November
Wat ga jij anders / beter doen?

Slide 2 - Open question

Persoonlijke voornaamwoorden
Wat zijn ook al weer de persoonlijke voornaamwoorden? Beantwoord de vragen hierover.


Succes! Viel Erfolg!

Slide 3 - Slide

ik =

Slide 4 - Open question

jij =

Slide 5 - Open question

hij/zij/het =
A
ihr/sie/es
B
du/sie/es
C
er/sie/es
D
sie/Sie/wir

Slide 6 - Quiz

ihr
wir
sie (meervoud)
Sie
jullie
wij
zij 
u

Slide 7 - Drag question

Welke persoonlijke voornaamwoorden ontbreken in deze rij? Vul in.
ich/.../er/sie/.../wir/.../sie/...

Slide 8 - Open question

Door welk woord kun je het deel IN HOOFDLETTERS vervangen?
DER MANN ist krank.
A
es
B
er
C
wir
D
ihr

Slide 9 - Quiz

Der Mann ist krank.
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie

Slide 10 - Slide

Door welk woord kun je het deel IN HOOFDLETTERS vervangen?
DIE FRAU ist nicht hier.
A
er
B
wir
C
du
D
sie

Slide 11 - Quiz

Die Frau ist nicht hier.
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie

Slide 12 - Slide

Door welk woord kun je het deel IN HOOFDLETTERS vervangen?
NINA UND ICH sind sehr froh.
A
er
B
wir
C
du
D
sie

Slide 13 - Quiz

Nina und ich sind sehr froh.
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie

Slide 14 - Slide

Welk ezelsbruggetje hoort bij de persoonlijke voornaamwoorden in het Duits?
A
IDEWIS
B
SYWERT
C
GEWIS
D
VETCOOL

Slide 15 - Quiz

In IDEWIS staat de W voor...
A
ihr
B
wir
C
du
D
ich

Slide 16 - Quiz

In IDEWIS staat de E voor
A
er/sie/es
B
sie/Sie
C
extra -e

Slide 17 - Quiz

Werkwoorden vervoegen
We gaan nu werkwoorden vervoegen. Je hebt nodig:

Slide 18 - Slide

De stam van regelmatige werkwoorden vind je via deze regel:

Slide 19 - Open question

De stam van spielen =

Slide 20 - Open question

Stam van antworten =
A
antworte
B
antwort
C
antworten

Slide 21 - Quiz

Wat is de stam van wünschen?

Slide 22 - Open question

Werkwoorden vervoegen
We gaan nu werkwoorden vervoegen. Je hebt nodig:

Slide 23 - Slide

Stam+uitgang
ich wohne
du wohnst
er/sie/es  wohnt
wir wohnen
ihr wohnt
sie/Sie wohnen
Kijk goed naar dit rijtje, er komt een vraag over.

Slide 24 - Slide

In de vorige slide was de stam in de kleur
A
rood
B
geel
C
groen
D
zwart

Slide 25 - Quiz

Stam+uitgang.
ich wohne
du wohnst
er/sie/es  wohnt
wir wohnen
ihr wohnt
sie/Sie wohnen
Kijk goed naar dit rijtje, er komt een vraag over.

Slide 26 - Slide

In welke kleur zijn de uitgangen die na de stam komen?

Slide 27 - Open question

Welke ezelsbruggetje is er voor de uitgang bij regelmatige werkwoorden?
A
(FE)ESTTENTEN
B
LEKKERCHILLEN
C
DUITSISSUPER

Slide 28 - Quiz

machen (maken, doen)
Welke uitgang ontbreekt? (E-ST-T-EN-T-EN)
ich mache
du mach...
er/sie/est macht
wir machen
ihr macht
sie/Sie machen

Slide 29 - Slide

Vul aan: du mach...

Slide 30 - Open question

spielen (spelen)
Welke werkwoord ontbreekt? (E-ST-T-EN-T-EN)
ich spiele
du spielst
er/sie/est ...
wir spielen
ihr spielt
sie/Sie spielen

Slide 31 - Slide

(spielen) er/sie/es ...

Slide 32 - Open question

fragen (vragen)
Welke werkwoord ontbreekt? 
ich frage
du fragst
er/sie/est fragt
wir ...
ihr fragt
sie/Sie fragen

Slide 33 - Slide

(fragen) wir ...

Slide 34 - Open question

vervoeg 'hören' : ich ...
du ...

Slide 35 - Open question

vervoeg 'hören': er/sie/es ...
wir ...

Slide 36 - Open question

vervoeg 'hören': ihr ...
sie/Sie ...

Slide 37 - Open question

haben en sein
haben en sein komen heel vaak voor in de Duitse taal.

Het zijn onregelmatige werkwoorden, de uitgangen gaan niet volgens FEESTTENTEN.

De rijtjes moet je uit je hoofd kennen.

Slide 38 - Slide

Ken jij de werkwoorden haben, sein en wohnen al? Welke ken je al en wat moet jij nog leren/oefenen?

Slide 39 - Open question

Viel Erfolg!

Slide 40 - Slide