Lektion 2

Lektion 2
1 / 14
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Lektion 2

Slide 1 - Slide

Programm

1. Korrigieren und überprüfen Lektion 1 en 2
2. Hören
3. Selbständig arbeiten
4. Video
5.

Slide 2 - Slide

Herhaling zwakke werkwoord
  • STAM: werkwoord -en  wohnen - wohn
  • Ezelsbruggetje: F E E ST T EN T EN
  • Stam eindigend op d/t  dan extra e bij du/er,sie,es/man/ihr, z. B arbeiten:             stam arbeit dus: du arbeitest, er/sie/es/man arbeitet, ihr arbeite
  • Denk ook aan de werkwoorden: zeichnen, atmen, öffnen, rechnen, regnen,
  • Stam eindigend op sis-klank (s/ss/x/sch/ß/z) du alleen t, z. B. tanzen:          stam tanz dus:du tanzt





Slide 3 - Slide

Zahlen bis tausend

Slide 4 - Slide

Achtet auf
eins
sechzehn
siebzehn

Slide 5 - Slide


21= einundzwanzig
30= dreißig [draiszig]
40= vierzig [fiertsig]
50= fünfzig [fuunftsig]
60= sechzig [zegtsig]
70= siebzig [ziebtsig]
80= achtzig [achtsig]
90= neunzig [nointsig]
100= (ein)hundert [hoendert]
1000= tausend (tauzent)


31 = einunddreißig
32 = zweiunddreißig
33= dreiunddreißig
34= vierunddreißig
35 = fünfunddreißig

75= fünfundsiebzig
89= neunundachtzig
390=dreihundertneunzig



die Zahlen 21-1000

Slide 6 - Slide

Korrigieren
Übungen 9 bis 12

Slide 7 - Slide

Modalverben & wissen
Wat zijn modale werkwoorden?

Slide 8 - Slide

Grammatik Modalverben

Zijn werkwoorden die een speciale betekenis aan de zin geven. Als een modaal werkwoord als hulpwerkwoord wordt gebruikt, volgt daarna het hele werkwoord.
        

Slide 9 - Slide

Verben: Modalverben (unregelmäßig)
wollen = willen
sollen = moeten (van iemand anders)
müssen = moeten (noodzaak)
dürfen = mogen (toestemming hebben)
können = kunnen
mögen = lekker/leuk etc. vinden
möchten = zou graag willen (= Konjunktiv II van mögen)
wissen = weten

Slide 10 - Slide

Modalverben vervoegen

De vervoeging van de Duitse 'Modalverben' is eigenlijk heel eenvoudig. 


  1. De enkelvoudsvormen (ich, du, er, sie, es) hebben een andere stamklinker dan het hele werkwoord. Bijvoorbeeld: müssen > ich muss (behalve sollen, möchten)
  2.  De enkelvoudsvormen ich, er, sie en es (de 1e en 3e persoon enkelvoud) krijgen geen uitgang. Bijvoorbeeld: müssen > ich muss / müssen > sie muss
  3.  De meervoudsvormen (wir, ihr, sie, Sie) volgen dezelfde regels als regelmatige werkwoorden.    Bijv. müssen > wir müssen, ihr müsst, sie müssen, Sie müssen

Slide 11 - Slide

Verben: Modalverben (unregelmäßig)
wollen = willen                                                                 i
sollen = moeten (van iemand anders)                  niet
müssen = moeten (noodzaak)                                 u
dürfen = mogen (toestemming hebben)            a
können = kunnen                                                           a
mögen = lekker/leuk etc. vinden                             a
möchten = zou graag willen (= Konjunktiv II van mögen)   niet
wissen = weten                                                               ei

Slide 12 - Slide

Selbständig 
Zuerst lesen wir die Wörter gemeinsam

Übungen 9 & 10

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video