Maak af, schrijf in je schrift
Sla je boek dicht en beantwoord de vragen/maak af.
1 Mannelijke zelfstandige naamwoorden krijgen het lidwoord: der/die/das
2 Onzijdige zelfstandige naamwoorden krijgen het lidwoord: der/die/das
3 Bij meervouden staat altijd het lidwoord: der/die/das
4 'een' vertaal je altijd met 'ein' of 'eine'
5 Vertaal: een hond (Hund - m)
6 Vertaal: een vrouw (Frau - v)
7 Vertaal: geen dier (Tier - o)
8 Vertaal: geen dieren (Tiere - mv)