VTI2 -K5 Paragraf E: Grammatik A+B

V2 - Woche 2 - Stunde 2
1 / 28
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

V2 - Woche 2 - Stunde 2

Slide 1 - Slide

Alles Gute im neuen Jahr!

Slide 2 - Slide

Planung

Grammatik: Paragraf E
  • Erklärung: ein(e) + kein(e) & bezittelijk voornaamwoord
  • Machen: Paragraf E: Grammatik Aufgabe 19 t/m 29




Ziele

  • Je kent de regels voor de uitgangen van ein- en kein-.

  • Je kunt de bezittelijke voornaamwoorden gebruiken.






Slide 3 - Slide

bezittelijk voornaamwoorden

Slide 4 - Slide

(on)bepaald lidwoord 
Je kent de Duitse bepaalde lidwoorden der, die, das al.
- der = mannelijk lidwoord --> der Mann, der Stier, der Montag...
- die = vrouwelijk lidwoord --> die Frau, die Kuh, die Freiheit... (ook meervoud)
das = onzijdig lidwoord -->  das Lies, das Männlein

De bepaalde lidwoorden kan je ook vervangen door het lidwoord 'een' te gebruiken. 'Een' is het onbepaalde lidwoord. Het verwijst naar een willekeurig exemplaar van het zelfstandig naamwoord.

Slide 5 - Slide

ein(e) & kein(e)
  • Het onbepaald lidwoord 'een' vertaal je in het Duits met: ein OF eine.
  • Het woord 'geen' vertaal je in het Duits met: kein OF keine.

Voorbeeld: 
- ein Vater (m) - eine Mutter (v)
- ein Lied (o)  - keine Lieder (mv)  
- ein Teller (m)  - eine Flasche (v)


Slide 6 - Slide

Samenvatting
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
Persoonlijk voornaamwoord 
er
sie
es
sie
Bepaald lidwoord 
der Mann

die Frau
das Kind
die Leute

Onbepaald lidwoord

ein Mann
eine Frau
ein Kind
keine Leute
Ezelsbruggetje: De 'e' van het lidwoord 'die' wordt meegenomen naar ein & kein.

Slide 7 - Slide

Hoe zeg je 'een glas' in het Duits?
Maak gebruik van de Lernliste op blz. 168
A
ein Glas
B
eine Glas

Slide 8 - Quiz

Hoe zeg je 'een rekening' in het Duits?
Maak gebruik van de Lernliste op blz. 168
A
ein Rechnung
B
eine Rechnung

Slide 9 - Quiz

Hoe zeg je 'een bord' in het Duits?
Maak gebruik van de Lernliste op blz. 168
A
ein Teller
B
eine Teller

Slide 10 - Quiz

Hoe zeg je 'geen frietjes' in het Duits?
Maak gebruik van de Lernliste op blz. 168
A
ein Pommes
B
eine Pommes
C
kein Pommes
D
keine Pommes

Slide 11 - Quiz

Voornaamwoorden
Je kent de Duitse persoonlijk voornaamwoorden al. Deze verwijzen naar een persoon of personen. 

--> Nu ga je de bezittelijk voornaamwoorden leren kennen.

Slide 12 - Slide

persoonlijk of bezittelijk?
persoonlijk voornaamwoord: 
  • verwijst naar een persoon óf                 
  • vervangt een zelfstandig naamwoord
  • vaste vorm
bezittelijk voornaamwoord:
  • geeft aan dat iets van iemand is/bij iemand hoort
  • kan een uitgang achter komen

Slide 13 - Slide

persoonlijk of bezittelijk?

Weißt du wo meine Brille ist? Ich kann sie nicht finden.

Heb je je pen meegenomen? 
Hast du deinen Stift mitgebracht? 

Slide 14 - Slide

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Wie alt ist dein Opa?
A
Opa
B
dein
C
alt
D
Wie

Slide 15 - Quiz

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Mein Handy ist neu!
A
Handy
B
ist
C
Mein
D
neu

Slide 16 - Quiz

ich
ik
du
jij
er
hij
sie
zij (ev)
wir
wij
ihr
jullie
sie
zij (mv)
Sie
U
mein(e)
mijn
dein(e)
jouw
sein(e)
zijn
ihr(e)
haar
unser(e)
ons/onze
eu(e)r(e)
jullie
ihr(e)
hun
Ihr(e)
uw
Persoonlijke voornaamwoorden
Bezittelijke voornaamwoorden

Slide 17 - Slide

mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
der Mann
die Frau
das Kind
die Autos
ein Mann
eine Frau
ein Kind
keine Autos
mein Mann
meine Frau
mein Kind
meine Autos
Het geslacht van de zelfstandige naamwoorden
Het onbepaalde lidwoord ein- en het woord kein- krijgen bij vrouwelijke woorden en in het meervoud een -e.  Dat geldt ook voor de bezittelijke  voornaamwoorden.

Slide 18 - Slide

mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
der Mann
die Frau
das  Kind
die Autos
mein Mann
deine Frau
dein Kind
deine Autos
Voorbeelden:
- Mein___________ Bruder (m) hat Zahnschmerzen.
- Unser__________  Eltern (mv) sind sehr lieb.
- Euer____________ Lehrerin (v) hat Hunger.
- Ihr______________ Baby (o) schläft.

Slide 19 - Slide


M
V
O
MV
ein
eine
ein
keine
Sein.. Vater (m) ist krank
A
sein
B
seine

Slide 20 - Quiz


M
V
O
MV
ein
eine
ein
keine
Ihr.. Oma (v) hat Blumen gekauft
A
Ihr
B
Ihre

Slide 21 - Quiz


M
V
O
MV
ein
eine
ein
keine
Euer- Schule ist wegen Corona geschlossen.
A
Eure
B
Euere

Slide 22 - Quiz

Paragraf E: Grammatik B
  • Online selbstständig machen: Aufgabe 19 t/m 29 (80% of >)
  • Hulpmiddel: Lernübersicht im Buch K5 (Seite 169)
  • Zeit: diese Stunde
  • Klaar: 
       1. Verbeteren teruggezette opdrachten Paragraf E (80% of >)
       2. Slim Stampen B (kies 3 & invul 3), E (80% - 99%)
       3. Toets Sprechen voorbereiden / leren (zie som)

Slide 23 - Slide

nächste Stunde
Grammatik wiederholen
Sprechen: Aufgabe V2duD toets

Slide 24 - Slide

Was ist (jouw) Name (m)?
A
sein
B
mein
C
dein
D
Ihr

Slide 25 - Quiz

(Mijn) Hobby (o) ist Handball.
A
Meine
B
Mein
C
Deine
D
Dein

Slide 26 - Quiz

Das sind (onze) Eltern (mv).
A
meine
B
dein
C
ihr
D
unsere

Slide 27 - Quiz

(Jullie) Auto (o) ist sehr schön.
A
Unser
B
Eure
C
Unsere
D
Euer

Slide 28 - Quiz