Start P3 en taal tg2d

T G 2 D
10 jan
Gelukkig Nieuwjaar!





1 / 42
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 42 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

T G 2 D
10 jan
Gelukkig Nieuwjaar!





Slide 1 - Slide

Leerdoelen P3


  • taal: spelling, werkwoordspelling, leestekens, samenstellingen => taaltoets eind januari 
  • schrijfvaardigheid: folder (informerend en overtuigend) en zakelijke e-mail (informerend en overtuigend) => TEA 3: toets schrijfvaardigheid
  • poëzieproject: gedichten schrijven en voordragen => Poëzierevue in De Kom ma. 18 maart


     

    Slide 2 - Slide

    Leerdoelen deze week
    • je weet waaraan je deze periode werkt 
    • je kent de werkwoordspelling, zowel in enkelvoudige als samengestelde zinnen
    • je hebt een gedicht voorgedragen
    • je hebt een leesboek gekozen: minimaal niveau 2 (zie mediatheek)

    Slide 3 - Slide

    Roman kiezen

    Slide 4 - Slide

    Gedicht

    Slide 5 - Slide

    Slide 6 - Slide

    Overleg met je buur / buren
    •  Dit gedicht gaat over: 
    ....

    • Wat dit gedicht verwoordt, vind ik:
    verrassend - mooi - nietszeggend - apart - grappig - spannend - eng - realistisch - ouderwets - modern - langdradig - waar - voorspelbaar - herkenbaar - kinderachtig - ingewikkeld - ..., WANT....

    Slide 7 - Slide

    Werkwoordspelling

    Slide 8 - Slide

    Overzicht ww.spelling
    • pv tegenwoordige tijd (hij loopt / zij wordt / jij bezorgt)
    • pv verleden tijd (hij liep / zij meldde / wij waren)
    • gebiedende wijs (Kom! Word wakker!)
    • volt. tijd ( hij heeft gestuurd - zij is gewaarschuwd)
    • tegenwoordig deelwoord (lachend)
    • bijv. gebruikt volt. deelwoord (de beklede bank)
    • infinitief of hele werkwoord (ik wil graag chillen.)

    Slide 9 - Slide

    Noteer juiste vorm en tijd
     voorbeeld: Hij... (worden) gisteren ziek. => werd, pv vt
    1. Hij .... (missen) gisteren het vliegtuig.

    2. Het ....(gebeuren) nu vaak dat jij te laat arriveert.
    3. Ik ....(verzenden) dit postpakket vandaag.
    4. Heeft hij jou naar de rector ....(sturen)?
    5. "....(worden) nou eens volwassen!" snauwde oma.
    6. De ....(verkleden) clown danst voor het publiek. 
    7. Als je goed .....(kijken), ...(word) je hier voor de gek gehouden.
    8. ....(melden) je broer nu dat hij gisteren ....(beroven) is?

    Slide 10 - Slide

    Controleer! 
     voorbeeld: Hij... (worden) gisteren ziek. => werd, pv vt
    1. Hij MISTE gisteren het vliegtuig. pv vt

    2. Het GEBEURT nu vaak dat jij te laat arriveert. pv tt
    3. Ik VERZEND dit postpakket vandaag. pv tt
    4. Heeft hij jou naar de rector GESTUURD? volt dw
    5. "WORD nou eens volwassen!" snauwde oma. geb.wijs
    6. De VERKLEDE clown danst voor het publiek. bijv.volt.dw
    7. Als je goed KIJKT, WORD je hier voor de gek gehouden. 2pvtt 
    8. MELDT je broer nu dat hij gisteren BEROOFD is? pv-volt.dw

    Slide 11 - Slide

    De belangrijkste vraag:  pv of niet?
    • is het werkwoord een persoonsvorm? JA 
    • voor de tegenwoordige tijd 
    • ik-vorm voor 'ik'  en 'je/ jij' achter het werkwoord
    • lopen - zingen - chatten
    • ik loop / loop jij?
    • ik-vorm+ t voor 'je/ jij' en hij/zij: jij/hij loopt 
    • hele werkwoord voor het meervoud: wij, jullie, zij
    • de kinderen lopen





    Slide 12 - Slide

    De allerbelangrijkste vraag:  
    • is het ww een pv? JA 
    • voor de verleden tijd:
    • sterk ww? => klankverandering: ga, ging
    • zwak ww? => haal van hele werkwoord -en af (stam)
    • laatste letter in  'T SeXy FoKSCHaaP'? Dan + -te /-ten. Andere ww: + -de/-den
    • klappen => p => ik klapte / verven => v => hij verfde
    • raden => d => hij raadde



    Slide 13 - Slide

    De allerbelangrijkste vraag:  
    • is het ww een persoonsvorm? JA 
    • En is de pv ook een bevel of opdracht? JA
    • Dat is de gebiedende wijs. Daarvoor gebruik je de ik-vorm: 
    • Loop door! Houd afstand! 




    Slide 14 - Slide

    zwakke ww v.t./ volt.t: beluister de klank!
    • Een 'd' of 't' in verleden of voltooide tijd wordt bepaald door de klank
    • harde klanken, zoals K, P, S, T (stemloos): deze krijgen een 't' in de verleden en voltooide tijd => siste, klapte, kapte
    • zachte klanken, zoals M, N, L, R (stemhebbend): deze krijgen een 'd' in vt en volt. tijd => vertelde, kamde, gebeurde




    Slide 15 - Slide

    Enkelvoudige en samengestelde zinnen

    Slide 16 - Slide

    Wat valt hier op?
    7. Als je goed kijkt, word je hier voor de gek gehouden.
    8. Meldt je broer nu dat hij gisteren beroofd is?
    • ...
    • meer dan één persoonsvorm? dan heb je een samengestelde zin!
    • één persoonsvorm? enkelvoudige zin

    Slide 17 - Slide

    Hoeveel persoonsvormen zie je in de zin?
     
    • Gelukkig heeft Twente gewonnen van PEC Zwolle.
    • Toen ik klein was, las mijn opa mij altijd voor. 
    • Ik ben blij als ik chocola eet. 
    • ...
    • meer dan één persoonsvorm? dan heb je een samengestelde zin!
    • één persoonsvorm? enkelvoudige zin






    Slide 18 - Slide

    Hoeveel persoonsvormen zie je in de zin?
     
    • Gelukkig heeft Twente gewonnen van PEC Zwolle.
    • Toen ik klein was, las mijn opa mij altijd voor. 
    • Ik ben blij als ik chocola eet
    • ...
    • meer dan één persoonsvorm? dan heb je een samengestelde zin!
    • één persoonsvorm? enkelvoudige zin






    Slide 19 - Slide

    Samengestelde zinnen
    twee hoofdzinnen OF
    een hoofd- en een bijzin OF
    twee hoofdzinnen en een bijzin OF
    twee bijzinnen en een hoofdzin OF
    .......

    Slide 20 - Slide

    Kenmerken van een hoofdzin
    • onderwerp en pv staan naast elkaar
    • geen woord tussen het ow en de pv:
    • "Ik sport altijd op zaterdag."
    • "Op zaterdag sport ik altijd."
    • ***Altijd sport op zaterdag ik"

    Slide 21 - Slide

    Kenmerken van een bijzin
    • tussen het onderwerp en pv kunnen andere woorden staan
    • pv staat vaak achteraan
    • Toen ik klein was, ...
    • Als ik chocola eet,...
    • zin is niet "zelfstandig": je voelt dat er informatie ontbreekt en de zin niet 'af' is.

    Slide 22 - Slide

    Wat is de hoofdzin (HZ)

    • Hoewel ik elke week fanatiek sport, word ik nog steeds niet naar de Olympische Spelen gestuurd.
    • Hoewel ik elke week fanatiek sport, word ik nog steeds niet naar de Olympische Spelen gestuurd.






    Slide 23 - Slide

    Wat is de bijzin (BZ)

    • Omdat ik vaak te laat kom, maakt mijn moeder me nu vaak wakker.
    • Omdat ik vaak te laat kom, maakt mijn moeder me nu vaak wakker.





    Slide 24 - Slide

    Bepaal hoofd- en bijzin (hz-bz)
    1. Ik vind het moeilijk om nu vroeg op te staan, want in de kerstvakantie sliep ik lekker lang uit. 
    2. Hoewel het nog lang duurt, gaan we dit jaar op reis naar het Verenigd Koninkrijk. 
    3. Omdat het koud is, en omdat het nu droog is, is het nu lekker winterweer.

    Slide 25 - Slide

    Leestekens
    • komma in samengestelde zin tussen twee persoonsvormen:
    • Wat ik altijd al wilde, is een reis naar IJsland maken.
    • komma vóór voegwoorden maar, want, omdat:
    • Ik vind het moeilijk om nu vroeg op te staan, want in de kerstvakantie sliep ik lekker lang uit. 

    Slide 26 - Slide

    Waarom leer je dit? 
    • ... 
    • als je weet wat een bijzin is, dan weet je dat die niet als losse zin met een punt kan voorkomen.
    • fout vb: *Als het goed is. Neem ik morgen de auto.
    • goed vb: Als het goed is, neem ik morgen de auto.
    • om te zorgen dat je tussen een hoofd- en een bijzin een komma plaatst (vóór 'omdat', 'maar',...) en tussen 2 pv's:
    • Ik ga heel veel schaatsen, omdat het nu nog vriest.
    • Als het goed is, neem ik morgen de auto.

    Slide 27 - Slide

    Zelfstandig werken

    • Talent: 1.7, opdracht 1, 4, 9, 10 (pag. 50 en verder)
    • Morgen: formatief toetsje wwspelling; lezen in je zelf gekozen leesboek (dus je neemt dit mee)

    Slide 28 - Slide

    Wat heb je geleerd? 

    Slide 29 - Slide

    T G 2 D
    11 jan
    Welkom!
    Leesboek en schrift op je tafel





    Slide 30 - Slide

    Leerdoelen deze week
    • je weet waaraan je deze periode werkt 
    • je kent de werkwoordspelling, zowel in enkelvoudige als samengestelde zinnen
    • je hebt een leesboek gekozen: minimaal niveau 2 (zie mediatheek) 
    • je hebt een gedicht voorgedragen

    Slide 31 - Slide

    Huiswerk
    • moeite met ww.spelling? Bekijk de slides van de les Stappenplan werkwoordspelling (via LessonUp)
    • Talent: 1.7, opdracht 1, 4, 9, 10 (pag. 50 en verder)
    • Gedicht kiezen uit boek A van Talent: blz 18 of blz 96. Een van beide draag je voor in de klas (in groepjes)

    Slide 32 - Slide

    Hoofd- en bijzinnen


    • Omdat de vakantie zo leuk was, heb ik weinig zin om op school te zitten.
    • Ik vind het moeilijk om nu vroeg op te staan, want in de kerstvakantie sliep ik lekker lang uit. 

    Slide 33 - Slide

    Schrijf nu op:
    1. een enkelvoudige zin (dat is dus een hoofdzin)
    2. een samengestelde zin, die begint met een bijzin (tip: begin met een voegwoord zoals 'hoewel' of 'omdat')

    Slide 34 - Slide

    Leestekens
    • komma in samengestelde zin tussen twee persoonsvormen:
    • Omdat de vakantie zo leuk was, heb ik weinig zin om op school te zitten.
    • komma vóór voegwoorden zoals 'maar', 'want', 'omdat':
    • Ik vind het moeilijk om nu vroeg op te staan, want in de kerstvakantie sliep ik lekker lang uit. 

    Slide 35 - Slide

    Schrijf nu op en let op leestekens:

    1e zin: een samengestelde zin waarbij je begint met de hoofdzin en waarin je het voegwoord 'want' verwerkt
    2e zin: een samengestelde zin in de volgorde: 
    bijzin - bijzin - hoofdzin

    Slide 36 - Slide

    Voorbeeld: 
    1.  Ik hoop vandaag te kunnen schaatsen (HZ), want dat doe ik graag (HZ). 
    2. Hoewel het vriest (BZ) en hoewel het koud is (BZ), zie ik toch weinig ijs om op te schaatsen (HZ). 

    Slide 37 - Slide

    Waarom leer je dit? 
    • ... 
    • als je weet wat een bijzin is, dan weet je dat die niet als losse zin met een punt kan voorkomen.
    • fout vb: *Als het goed is. Neem ik morgen de auto.
    • goed vb: Als het goed is, neem ik morgen de auto.
    • om te zorgen dat je tussen een hoofd- en een bijzin een komma plaatst (vóór 'omdat', 'maar',...) en tussen 2 pv's:
    • Ik ga heel veel schaatsen, omdat het nu nog vriest.
    • Als het goed is, neem ik morgen de auto.

    Slide 38 - Slide

    Formatieve check 
    werkwoordspelling
    Vorm: juiste werkwoord
    Tijd: pv tt / pv vt / volt.dw / bijv.gebr.volt.dw / tgw.dw / geb. wijs / infinitief

    Klaar? lezen in je leesboek. Je leest tot en met pag. 50 van je boek
    timer
    25:00

    Slide 39 - Slide

    Wat is je conclusie?
    => Stappenplan werkwoordspelling LessonUp

    Slide 40 - Slide

    Gedicht voordragen
    in groepjes
    timer
    5:00

    Slide 41 - Slide

    Wat heb je geleerd? 
    HZ-BZ
    werkwoordspelling
    leestekens tussen twee pv's
    ....

    Slide 42 - Slide