Herhalen toets 2.2 KB
1 / 26
Lesson duration is: 40 minItems in this lesson
Slide 1 - Slide
Overtuigen
Instrueren
Informeren
Iemand zijn mening overnemen
Leren hoe je iets moet doen
Iets te weten komen
Slide 2 - Drag question
Tekstdoel nieuwsbericht
A
Informeren
B
Instrueren
C
Overtuigen
Slide 3 - Quiz
Wat betekent aanwenden?
A
Gebruiken
B
Onmisbaar
C
Vooruitgaan
D
Aanzetten
Slide 4 - Quiz
Wat betekent integere?
Slide 5 - Open question
Welke alinea is de inleiding?
Slide 6 - Open question
Wat is het middenstuk?
Slide 7 - Open question
Welke alinea is het slot?
A
Eerste
B
Laatste
C
Alles tussen de eerste en laatste
Slide 8 - Quiz
Wat is het alfabet?
Slide 9 - Open question
Wat betekent karakter?
Slide 10 - Open question
Wat is formele taal?
Slide 11 - Open question
Wat is informele taal?
Slide 12 - Open question
Lidwoorden
Slide 13 - Mind map
Wat zijn zelfstandige naamwoorden?
A
Mensen
B
Dieren
C
Dingen
D
Planten
Slide 14 - Quiz
Hoe herken je een zelfstandig naamwoord?
Slide 15 - Open question
Welke zelfstandige naamwoorden staan in de zin:
Ricky kreeg oortjes tijdens zijn verjaardag
Ricky kreeg oortjes tijdens zijn verjaardag
Slide 16 - Open question
Leestekens
Slide 17 - Mind map
Wat is de persoonsvorm?
Slide 18 - Open question
Hoe vind je de persoonsvorm?
Slide 19 - Open question
Verander de persoonsvorm:
De auto (belanden) in het water
De auto (belanden) in het water
Slide 20 - Open question
Verander de persoonsvorm:
Deze pizza(worden) zo bezorgt
Deze pizza(worden) zo bezorgt
Slide 21 - Open question
Wat zijn sterke werkwoorden?
Slide 22 - Open question
Wat zijn zwakke werkwoorden?
Slide 23 - Open question
Vegen - veegde
A
Sterk
B
Zwak
Slide 24 - Quiz
Trekken - trok
A
Sterk
B
Zwak
Slide 25 - Quiz
Zijn er nog vragen voor de toets?
