This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
M3 FT H7
Slide 1 - Slide
Provincie
Gemeente
Waterschap
Voetbalveld
Ouderenzorg
Maatregelen tegen overstromingen
Recreatiegebieden
Uitbreiding dorpen en steden
Waterzuivering
Slide 2 - Drag question
Als de overheid iets duurder maakt dan heet dit een ...
A
heffing.
B
subsidie.
C
tegenvallertje.
D
innovatie.
Slide 3 - Quiz
Waarop zit geen accijns?
A
Alcohol
B
Brandstof
C
Tabak
D
Tijdschriften
Slide 4 - Quiz
Het inkomen dat volgens de overheid ten minste nodig is om van te leven noemen we ...
A
minimum loon.
B
sociaal minimum.
C
sociaal inkomen.
D
uitkering.
Slide 5 - Quiz
Is AOW een volksverzekering of een werknemersverzekering?
A
volksverzekering
B
werknemersverzekering
Slide 6 - Quiz
Is de WIA een werknemersverzekering of volksverzekering?
A
werknemersverzekering
B
volksverzekering
Slide 7 - Quiz
De belangrijkste gemeentelijke belasting, de onroerend zaakbelasting, wordt berekend op basis van de waarde van koopwoningen. Welke zin over de ozb is juist?
A
Bij ozb past men het draagkrachtbeginsel toe. Alleen mensen die een huurwoning hebben, betalen deze belasting.
B
Bij ozb past men het draagkrachtbeginsel toe. Hoe groter de waarde van je huis, hoe meer belasting je betaalt.
C
Bij de ozb past ment het profijtbeginsel toe. Huiseigenaren gebruiken immers meer gemeentelijke voorzieningen dan huurders.
D
Bij de ozb past men het profijtbeginsel toe. Zowel huiseigenaren als huurder moeten deze belasting betalen.
Slide 8 - Quiz
In welke sector streeft men niet naar winst?
A
Particuliere sector
B
Collectieve sector
Slide 9 - Quiz
Welk begrip hoort bij de volgende omschrijving?
'Aanbieders van producten concurreren met elkaar.'
A
Producenten
B
Profijtbeginsel
C
Marktwerking
D
Kartel
Slide 10 - Quiz
Privatisering betekent dat de overheid een particulier bedrijf overneemt.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 11 - Quiz
Welke uitspraak over de miljoenennota en de rijksbegroting is juist?
A
De rijksbegroting licht de miljoenennota toe.
B
De miljoenennota licht de rijksbegroting toe.
C
De rijksbegroting en de miljoenennota zijn hetzelfde.
D
Geen van de uitspraken is juist.
Slide 12 - Quiz
Welk begrip hoort bij de volgende beschrijving? Schuld van de overheid die ontstaan is door in alle jaren met een begrotingstekort geld te lenen.
A
Begrotingsoverschot
B
Begrotingstekort
C
Miljoenennota
D
Staatsschuld
Slide 13 - Quiz
Loonbelasting is een ... belasting.
A
directe
B
indirecte
Slide 14 - Quiz
Accijns noem je ....
A
Directe belasting
B
Indirecte belasting
Slide 15 - Quiz
Belasting over inkomen, winst en vermogen noem je ...
A
directe belasting.
B
indirecte belasting.
Slide 16 - Quiz
Btw noem je ...
A
directe belasting.
B
Indirecte belasting
Slide 17 - Quiz
Bekijk de onderstaande belastingen. Door wie worden ze betaald?