Eindexamen Analyse

          Eindexamen Analyse
           
1 / 26
next
Slide 1: Slide
MaatschappijleerVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 4

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

          Eindexamen Analyse
           

Slide 1 - Slide

Een maatschappelijk probleem 
Geen maatschappelijk probleem
Er is maar één oplossing
Het probleem krijgt veel aandacht in de media
De politiek bemoeit zich met het probleem
Veel mensen hebben ermee te maken
Mensen hebben verschillende meningen over de oorzaak en de oplossing.
Weinig mensen hebben ermee te maken
Het probleem krijgt  weinig aandacht in de media

Slide 2 - Drag question


Noem 4 kenmerken van een maatschappelijk probleem/politiek probleem.

Slide 3 - Open question

Waar gaan de verschillende  invalshoeken over?

Politiek-juridische invalshoek
`Sociaal-economische invalshoek
`Sociaal-culturele invalshoek
Veranderings- en vergelijkende invalshoek
Alles dat te maken heeft met wetten en regels. 
Heeft te maken met geld en hoe dit verdeeld wordt.
Welke cultuur, waarden, normen en meningen er zijn.
Meningen en veranderingen van heden/verleden.

Slide 4 - Drag question


Test jezelf!
Benoem de 4 invalshoeken

Slide 5 - Open question

  Zijn het waarden of normen? 
Normen
Waarden
Niet liegen
Eerlijkheid
Vinger opsteken
Geduld
Netjes wachten voor je instapt
In de rij wachten

Slide 6 - Drag question

Welke waarden en normen horen bij elkaar?
Elkaar helpen als dat nodig is. 
Een leraar hoort leerlingen zo veel mogelijk hetzelfde te behandelen. 
Je moet je beloftes nakomen. 
Licht aan op je fiets, als het donker is. 
Roken doe je niet. 
Je zorgt ervoor dat al je eten veganistisch is. 
Een volwassene spreek je met u aan. 
Een leeg drinkpakje gooi je in de prullenbak.
vriendschap
gelijkheid
betrouwbaarheid
veiligheid
gezondheid
diervriendelijkheid
beleefdheid
netheid

Slide 7 - Drag question


                    Wat is een opvatting?
A
Hoe je denkt over een bepaald onderwerp.
B
Wat je graag wil leren.
C
Wat je een ander graag wil leren.
D
Hoe je graag wil leren.

Slide 8 - Quiz

Noem 8 criteria die een rol kunnen spelen in het selecteren/maken van nieuws

Slide 9 - Mind map

Selectie van het nieuws/ criteria
Betrouwbaarheid nieuws
Actualiteit
Bijzonderheid van een gebeurtenis
Nabijheid van een nieuwsfeit
Doelgroep
commerciële belangen
Scheiding van meningen en feiten 
Hoor en wederhoor
Bronnen vermelden
Passende beelden en woorden kiezen

Slide 10 - Drag question

Welke nieuwsitems horen bij welke selectiecriteria? Er is een nieuwsbericht met 2 antwoorden. 
Nabijheid
Doelgroep
Uitzonderlijkheid
Actualiteit
Doelstelling
HILVERSUM – Al wekenlang strijden de mannen om de liefde van De Bachelorette. Morgen zien we eindelijk wie zij kiest!
IDAHO – Een Amerikaanse moeder in Idaho dacht dat haar twee eigen kinderen zombies waren geworden. Ze doodde beide kinderen.
LEEUWARDEN – Afgelopen zaterdagnacht botste een 23-jarige man met zijn auto tegen een boom. Hij overleed in het ziekenhuis.
MOSKOU – Deze week stemt de Russische bevolking over een grondwetswijziging. De stemming kan grote gevolgen hebben: president Poetin zou de komende 16 jaar aan de macht kunnen blijven.

Slide 11 - Drag question

Criteria van nieuws maken/selecteren
 Eigen waarden en normen (referentiekader) van de journalisten
 De actualiteit 
 De uitzonderlijkheid/hoe opvallend het is 
 De nabijheid 
 De doelgroep
 Commerciële belangen
 De belangstelling van een (groot) publiek 
 De identiteit van het medium 

Slide 12 - Slide


Welke criteria gebruiken journalisten om nieuws te selecteren? Noem alle 8 punten om te controleren of je hebt geleerd.

Slide 13 - Open question


         Wat is pluriformiteit in de media? 
A
Er is één krant.
B
Mensen mogen hun mening geven op TV.
C
Er zijn veel soorten media.
D
Er zijn kranten met linkse en rechtse meningen.

Slide 14 - Quiz


Persvrijheid = 
A
Journalisten mogen zelf berichten maken zonder toestemming te vragen
B
Wanneer de verloskundige zegt dat de baby eraan komt
C
Wanneer je zelf sinaasappels mag persen bij de Albert Heijn
D
Alleen nieuws maken met toestemming van de overheid

Slide 15 - Quiz

Gaat het hier om een vooroordeel of een stereotypering  Sleep de uitspraak & beschrijving naar het juiste vakje!
Vooroordeel
Stereotypering
Een oordeel hebben over iemand zonder dat je de feiten of die persoon kent.
Een vooroordeel hebben over een hele groep mensen.

Slide 16 - Drag question

Wat moet waar staan?  
Stereotype
Alle Marokkanen zijn crimineel
Mo's achternaam klinkt Marokkaans, dus hij zal wel een strafblad hebben 
vooroordeel 

Slide 17 - Drag question


Wat wordt er verstaan onder referentiekader?
A
Mensen zien, horen, handelen en reageren afhankelijk van hun intelligentie
B
Mensen zien, horen, handelen en reageren afhankelijk van hun eerdere ervaringen

Slide 18 - Quiz

Functies van media
 Amusementsfunctie
 Socialiserende functie
 Informatiefunctie
 Meningsvormende/opiniërende functie




Slide 19 - Slide

Injectienaaltheorie
Framingtheorie
Theorie van de selectieve perceptie
Agendatheorie
De media  bepaalt hoe ze het onderwerp presenteren, waardoor dit je mening kan beïnvloeden.
De media bepaalt dat we praten over een bepaald onderwerp, maar niet wat we erover denken.

Je spuit als het ware de ideeën in een persoon zoals een injectienaald. De media zijn volgens deze theorie in staat tot indoctrinatie en
manipulatie
Jij selecteert wat je hoort en ziet

Slide 20 - Drag question


Welke theorie sluit aan bij het hebben van een referentiekader?
A
Agendatheorie
B
Injectienaaldtheorie
C
Framingtheorie
D
Theorie van de selectieve perceptie

Slide 21 - Quiz


Test jezelf!
Noem alle 4 theorieën met een uitleg.

Slide 22 - Open question


Volgens deze theorie ligt de macht niet bij de media, maar bij de ontvangers. Zij bepalen immers wat ze wel of niet kijken of lezen. 
Over welke beïnvloedingstheorie gaat het hier?
A
Injectienaaldtheorie
B
Agendatheorie
C
Framingtheorie
D
Theorie van de selectieve perceptie

Slide 23 - Quiz


         Wat houdt de injectienaaldtheorie in?
A
Dat mensen alleen ideeën uit de media overnemen als die aansluiten bij hun eigen ideeën.
B
Dat mensen met elkaar praten over onderwerpen die in de media voorkomen.
C
Dat mensen opvattingen die door de media worden verspreid overnemen.
D
Dat je naar de dokter moet.

Slide 24 - Quiz

Welke theorie past bij 'manipulatie' en 'indoctrinatie' ?
Welke theorie past bij 'manipulatie' en 'indoctrinatie' ?
A
Injectienaaldtheorie
B
Selectieve perceptietheorie
C
Agendatheorie
D
Framingtheorie

Slide 25 - Quiz

Oefen deze LessonUp totdat je alles begrijpt en kan uitleggen in eigen woorden.

Slide 26 - Slide