Wat moet je kunnen voor de toets
*woordjes hoofdstuk 4 Nederlands > Duits en andersom
*Grammatik e/i(e)-wechsel (geen spiekbrief)
*ontleden (duitse zinnen)
*bezittelijk voornaamwoorden (ein-Gruppe) - ww met vaste nvl
*vervoegen van voornaamwoorden
*persoonlijk voornaamwoorden (ich/mich/mir usw)