thema 6 bs 2 Chromosomen en genen

• Biologie
• Middelbare school
• vmbo k, g
• Leerjaar 2

Jesse
Taha
Tycho	Naomi
Lotus

	Jay
	Liza

	Belisa
Renée	Thara
	Silver

            bord       en       docent

Lotus, Sofie en Noa, niet met zijn drieën

 bij elkaar. Milan, niet naast Jesse, Silver of Taha. 

 

Heb je lager dan een 6.0 gemiddeld dan heb je een vaste plek en is dit voor je eigen groei en vooruitgang. 

Chinouk
Sia
Karol
Seve

Liza
Sem
Zoë
Danique	Isabel

	Piotr
Hayley	Stygian
Romy	Billy
	Dilano

                          bord  

r

a

a

m

Welkom

- spullen pakken

- absentie

- nieuwe toets over ongeveer 4 weken

- belangrijk hfst ook voor eindexamen

Hoofdstukopbouw

bs 1 : Genotype en fenotype

bs 2: Chromosomen en genen

bs 3: Variatie en genotypen

Herhaling en maken mindmap

bs 4: de evolutietheorie

bs 5: geschiedenis van het leven op aarde

mindmap  en samenhang

bs 6: DNA-technieken

bs 7: Genen en eiwitten

leren onderzoeken en mindmap

diagnostische toets 

Toets (over 4 weken)

Begrippen: 

erfelijk: eigenschappen die je meekrijgt van je ouders, bijvoorbeeld de kleur van je ogen

fenotype: alle eigenschappen van een organisme

lichaamscellen: cellen waaruit je lichaam is opgebouwd

chromosomen: lange dunne draden in de celkern

DNA: stof die informatie bevat voor erfelijke eigenschappen

genotype: informatie voor de erfelijke eigenschappen van een organisme

Nakijken

Nakijken

Nakijken

Nakijken

Hoe komen de cellen in je lichaam aan dezelfde erfelijke informatie?

Wat is DNA? (uitgebreid)

1. Een chromosoom die stoffen bevat
2. Een stof met alle erfelijke informatie

Leg uit wat het verschil is tussen genotype en fenotype.

Hoeveel chromosomen bevat een cel?

1. 2
2. 23
3. 46

Hoeveel chromosomen bevalt een chromosomen paar?

1. 46
2. 23
3. 2

Een gen is een deel van een chromosoom

1. waar
2. niet waar

Genen komen niet in paren voor

1. waar
2. niet waar

Een geslachtscel bestaat uit 23 chromosomen.
Een lichaamscel uit 46.

1. waar
2. niet waar

De geslachtscellen vormen samen 1 nieuwe cel. Deze cel gaat zich delen en vormen uiteindelijk een baby.

1. waar
2. niet waar

Aan de slag: 

Met je schoudermaatje (diegene naast wie je zit) lees je de tekst. blz 104, 105, 106

Daarna maken van de opdrachten. ( 1 -10)

Maken begrippen BS 2

Leg uit dat je 50% van de chromosomen krijgt van je moeder en 50% van je vader.

Bedankt!