Verkleinwoorden

1 / 20

Slide 1: Slide

Nederlands

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Noteer het verkleinwoord van: Pudding

Slide 5 - Open question

Noteer het verkleinwoord van: Blad

Slide 6 - Open question

Noteer het verkleinwoord van: Buggy

Slide 7 - Open question

Noteer het verkleinwoord van: Centrum

Slide 8 - Open question

Noteer het verkleinwoord van: Menu

Slide 9 - Open question

Noteer het verkleinwoord van: WC

Slide 10 - Open question

Vul het verkleinwoord in van: kring

Slide 11 - Open question

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Verkleinwoorden

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Open question

Slide 6 - Open question

Slide 7 - Open question

Slide 8 - Open question

Slide 9 - Open question

Slide 10 - Open question

Slide 11 - Open question

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

More lessons like this

Spelling (cursus 7) paragraaf 4: verkleinwoorden

spelling D-toets

Verkleinwoorden

Verkleinwoorden

spelling 3tl/kbl

NN7 - Spelling §4 - Verkleinwoorden

2GT - taalverzorging H5/6

H7 - les 9