This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Cellen
Slide 1 - Slide
Wat je moet kunnen / kennen:
Levenskenmerken noemen en toelichten
Delen waaruit een cel is opgebouwd benoemen, in afbeeldingen aanwijzen en van deze delen de functies beschrijven
Kenmerkende eigenschappen van cellen van dieren, planten, schimmels en bacteriën noemen
Beschrijven wat de stofwisselingsprocessen, verbranding en fotosynthese voor betekenis hebben voor de instandhouding van een organisme en wat de correlatie ervan is met de stoffen die een organisme in- en uitgaan.
Slide 2 - Slide
Wat je moet kunnen / kennen:
Delen waaruit een weefsel, orgaan of orgaanstelsel is opgebouwd benoemen en in afbeeldingen aanwijzen en functie(s) van deze delen beschrijven.
Toelichten dat een organisme als een geheel beschouwd kan worden waarbij voor instandhouding en gezondheid van het organisme processen in onderlinge samenhang plaatsvinden
Slide 3 - Slide
Zet de begrippen bij de juiste afbeeldingen
Orgaan
Orgaanstelsel
Cel
Ecosysteem
Weefsel
Organisme
Slide 4 - Drag question
Alle organismen herken je aan de levenskenmerken.
Sleep het levenskenmerk naar het juiste plaatje.
Voortplanten
Reageren
Uitscheiden
Voeden
Ademen
Groeien
Slide 5 - Drag question
Uitscheiden is één van de levenskenmerken, wat hoort NIET bij uitscheiden?
A
Poepen
B
Plassen
C
Uitademen
D
Zweten
Slide 6 - Quiz
Uitscheiding: van inwendig naar uitwendig milieu
Lever: uitscheiding van gal met kleurstoffen
Longen: uitscheiding van koolstofdioxide
Huid: uitscheiding van zweet, water en zout
Nieren: uitscheiding van urine met water, ureum en zouten
Slide 7 - Slide
Organisatieniveaus
weefsel
weefsel
weefsel
weefsel
weefsel
orgaanstelsel
orgaanstelsel
cel
cel
cel
cel
cel
orgaan
orgaan
orgaan
orgaan
organisme
organisme
Slide 8 - Drag question
Sleep de onderdelen van de plantaardige cel naar de goede plek.
vacuole
celwand
cytoplasma
celmembraan
bladgroenkorrel
Slide 9 - Drag question
Fusariumschimmels kunnen bij planten ziekten veroorzaken. Tanja bekijkt door een microscoop een stukje wortel van een plant die ziek is door zo’n schimmel. Ze ziet wortelcellen en schimmelcellen. Heeft een wortelcel een celwand? En heeft een schimmelcel een celwand?
A
Geen van beide cellen heeft een celwand.
B
Alleen een wortelcel heeft een celwand.
C
Alleen een schimmelcel heeft een celwand.
D
Zowel een wortelcel als een schimmelcel heeft een celwand.
Slide 10 - Quiz
Schimmels hebben geen
A
Celkern
B
Celwand
C
Bladgroenkorrels
D
Vacuole
Slide 11 - Quiz
Welke stoffen worden door fotosynthese geproduceerd?
Slide 12 - Open question
Jan bekijkt een weefsel onder de microscoop. Hij ziet cellen met een vacuole en zetmeelkorrels. Van wat voor soort organisme moet dit weefsel zijn geweest?
A
Plant
B
Dier
C
Schimmel
D
Bacterie
Slide 13 - Quiz
Een bacterie heeft:
A
wel een celkern - wel een celwand - wel bladgroenkorrels
B
wel een celkern - wel een celwand - GEEN bladgroenkorrels
C
GEEN celkern - wel een celwand - GEEN bladgroenkorrels
D
GEEN celkern - wel een celwand - wel bladgroenkorrels
Slide 14 - Quiz
Twee dezelfde planten staan in twee afgesloten glazen bakken. Plant 1 staat in het donker, plant 2 staat in het licht. In welke bak is de hoeveelheid koolstofdioxide na 3 uur het hoogst? Leg je antwoord uit.
Slide 15 - Open question
Verbranding is ...
A
glucose + zuurstof -> koolstofdioxide + water + energie
B
koolstofdioxide + water -> glucose + zuurstof + energie
C
koolstofdioxide + glucose + energie -> zuurstof + water
D
glucose + water + energie -> koolstofdioxide + zuurstof
Slide 16 - Quiz
De celwand van de planten is een voorbeeld van tussencelstof. Wat is waar over tussencelstof?
A
Het zorgt voor stevigheid
B
Bot en kraakbeen bevatten beide de zelfde type tussencelstof
C
Er is alleen maar 1 type tussencelstof
Slide 17 - Quiz
Welke stoffen vindt je in de tussencelstof van bot- en kraakbeenweefsels?
Slide 18 - Open question
waaruit bestaat de tussencelstof van dit weefsel
A
kalkzouten
B
lijmstof
Slide 19 - Quiz
Een weefsel is ...
A
Een cel met een bepaalde vorm en functie
B
Een groep cellen met dezelfde vorm en functie
C
Alle cellen uit een orgaan
D
Een groep organen met dezelfde functie
Slide 20 - Quiz
Wat voor weefsel is dit?
A
kraakbeenweefsel
B
huidweefsel
C
botweefsel
D
spierweefsel
Slide 21 - Quiz
Welke organen zie je in de torso? Combineer de nummers met de juiste organen.
Bloedvat
Lever
Slokdarm
Dunne darm
Luchtpijp
Hart
Long
Dikke darm
Maag
Nier
Slide 22 - Drag question
Wat is gaswisseling? Waar vindt gaswisseling plaats in het menselijk lichaam? En in een plant?