De student :
- legt uit wat de wet BIG inhoudt
- kan vertellen welke rol hij/zij heeft m.b.t. medicatie
- legt uit welke vanuit welke invalshoeken er gekeken kan worden naar fysieke klachten
- noemt 3 farmacotherapieën
- benoemt 3 toedieningsvormen
- benoemt aandachtspunten bij het gebruik van medicijnen