61. KHV - Periode 3 De Brug PW dl1

Goedemorgen,

Je tafel blijft eerst leeg.
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Goedemorgen,

Je tafel blijft eerst leeg.

Slide 1 - Slide

Doel: Je beheerst de PW-onderdelen.


  1. Herhalen onderdelen - instructie
  2. Maken opdrachten
  3. Terugblik

Slide 2 - Slide

Onderdelen herhaling
  1. Lezen:             Inleiding, middenstuk en slot 
  2. Lezen:             Alinea's en kernzinnen 
  3. Grammatica:   Persoonsvorm - onderwerp - werkwoordelijk gezegde 
  4. Grammatica:   Lijdend voorwerp 
  5. Grammatica:   Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord 
  6. Grammatica:   Meewerkend voorwerp (Les 62)
  7. Formuleren:    Verwijswoorden 
  8. Formuleren:    Verwijzen met persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden 
  9. Spelling:         Meervouden 
  10. Spelling:         Pv verleden tijd sterk werkwoord 

Slide 3 - Slide

De politie gaf de fietser een bekeuring.
PV=
A
gaf
B
De politie
C
de fietser
D
een bekeuring

Slide 4 - Quiz

De politie gaf de fietser een bekeuring.
OW=
A
gaf
B
De politie
C
de fietser
D
een bekeuring

Slide 5 - Quiz

De politie gaf de fietser een bekeuring.
WG=
A
gaf
B
De politie
C
de fietser
D
een bekeuring

Slide 6 - Quiz

De politie gaf de fietser een bekeuring.
LV=
A
gaf
B
De politie
C
de fietser
D
een bekeuring

Slide 7 - Quiz

De politie gaf de fietser een bekeuring.
MV=
A
gaf
B
De politie
C
de fietser
D
een bekeuring

Slide 8 - Quiz

De politie gaf de fietser een bekeuring, deze wilde niet betalen.
A
gaf
B
De politie
C
de fietser
D
een bekeuring

Slide 9 - Quiz

Maartje heeft bij de Primark een jas gekocht. LV=
A
een jas
B
Maartje
C
bij de Primark
D
heeft gekocht

Slide 10 - Quiz

Met wie of wat gebeurt iets in de zin?
Schrijf het lijdend voorwerp op.

Bruno drinkt een glas water.

Slide 11 - Open question

Met wie of wat gebeurt iets in de zin?
Schrijf het lijdend voorwerp op.

Mats roept zijn vader.

Slide 12 - Open question

Met wie of wat gebeurt iets in de zin?
Schrijf het lijdend voorwerp op.

De voetballer trapt de bal weg.

Slide 13 - Open question

Les 61
            Klaar? Verder met Fictie $3

            Noteer in je agenda: di Les 61

Slide 14 - Slide