7.1 Import of export?

• Economie
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 1

7.1 Import of export?

Hoofdstuk 7 Hoe groot is onze wereld?

Wat weten we nog/al?

Handel

Globalisering

Leerdoelen 7.1

• Je weet wat internationale handel is.
• Je weet waarom  we producten exporteren.
• Je weet waarom we producten importeren.
• Je kunt uitleggen dat vreemd geld nodig is bij de internationale handel.
• Je weet wat het verschil is tussen een open en een gesloten economie.

Internationale handel

• In Nederland kun je producten kopen die uit het buitenland komen.
• Andersom gaan ook veel Nederlandse producten naar het buitenland.
• Als bedrijven producten uit een ander land kopen of er goederen aan verkopen, spreek je van internationale handel.
• Die wereldwijde handel gaat steeds makkelijker door beter vervoer.

Wat is internationale handel?

1. Het kopen en verkopen van producten uit andere landen.
2. Het kopen en verkopen van producten binnen Nederland.
3. Het produceren van producten voor eigen gebruik.

Klassikaal vraag 1

Verkopen aan het buitenland

• Het verkopen van goederen en diensten aan het buitenland noem je export of uitvoer.
• We exporteren goederen, zoals machines, apparaten en veel agrarische producten.
• Ook exporteren we diensten, zoals het aanlegeggen van havens of dijken in anderen landen.
• Export is belangrijk, hierdoor produceren we meer daardoor verdienen bedrijven meer geld en zijn er meer banen.

Wat voor producten exporteert Nederland?

1. Elektronica en speelgoed
2. Cosmetica en parfums
3. Machines, apparaten en agrarische producten
4. Kleding en schoenen

Klassikaal vraag 6

Kopen uit het buitenland

Het kopen van goederen en diensten uit het buitenland noem je import of invoer.

Wij importeren producten:

• Als die in andere landen goedkoper gemaakt worden.
• Als die producten een betere kwaliteit hebben.
• Als bepaalde grondstoffen in ons land niet in de bodem voorkomen.
• Als het Nederlandse klimaat niet geschikt is om bepaalde landbouwproducten hier te laten groeien.
• Omdat we dan meer keuze uit producten hebben.

Wat kan een reden zijn om producten te importeren?

1. Als de importbelastingen hoog zijn.
2. Als we de lokale producenten willen steunen.
3. Als de vraag naar lokale producten afneemt.
4. Als bepaalde grondstoffen in ons land niet in de bodem voorkomen.

Klassikaal vraag 9

Vreemd geld

• Als je naar het Verenigd Koninkrijk gaat en daar iets wilt koen, moet je je euro's omwisselen voor Britse ponden.
• Geld in een land dat niet de euro heeft, noem je vreemd geld.
• Daar waarde van de euro en de pond kunnen per dag verschillen.
• Als de waarde van de pond stijgt ten opzichte van de euro, wordt het voor jou duurder om iets in Londen te kopen.
• Als de waarde van de pond daalt, worden producten in Londen voor jou juist goedkoper.

Wat gebeurt er als de waarde van de pond stijgt?

1. De euro wordt sterker tegenover de pond.
2. Er is geen invloed op de aankoop in Londen.
3. Het wordt goedkoper om iets in Londen te kopen.
4. Het wordt duurder om iets in Londen te kopen.

Klassikaal vraag 14

Veel of weinig in- en utvoer

• Dat je zo makkelijk producten van over de hele wereld kunt kopen, komt doordat Nederland een open economie heeft.
• Dat betekent dat ons land naar verhouding veel import en veel export heeft.
• Er zijn ook landen die naar verhouding weinig in- en uitvoeren.
• Zo'n land heeft een gesloten economie.

Wat betekent het als een land een open economie heeft?

1. Weinig import en veel export
2. Weinig import en export
3. Veel import en export
4. Veel import en weinig export

Klassikaal vraag 19

Begrippen paragraaf 7.1 

• Internationale handel
• Export
• Import
• Open economie
• Gesloten economie
• Vreemd geld

Je kunt nu

• Je weet wat internationale handel is.
  
• Je weet waarom we producten exporteren.
  
• Je weet waarom we producten importeren.
  
• Je kunt uitleggen dat vreemd geld nodig is bij de internationale handel.
  
• Je weet wat het verschil is tussen een open en een gesloten economie.

Aan het werk!

Maken opdrachten 7.1: 1, 2, 5, 6, 7, 8, 9, 11, 12, 13, 14, 15, 18 en 19

Klaar?

Laten checken bij docent, bij goedkeuring nakijken.

Klaar?  Werk laten zien aan docent.

Veel fout? -> Maken herhalingsopdrachten 7.1

Veel goed? -> Maken plusopdrachten 7.1