Les 2

• Natuurkunde
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 2

Les 2

Wat gaan we vandaag doen?

Terugblik les 1;

Doelen bespreken voor vandaag;​

Theoretische instructie paragraaf 2 + 3;​

Zelfstandig aan de slag;​

Terugblik op de les van vandaag.​

Lichtstralen bewegen:

1. golvend
2. naar de lichtbron toe
3. Recht
4. Soms golvend, soms recht

Een voorwerp dat zelf geen licht geeft, kun je:

1. alleen zien in fel zonlicht
2. altijd zien
3. nooit zien
4. zien als er licht op valt

Leerdoelen

6.2.1 Je kunt beschrijven dat stoffen licht kunnen doorlaten of tegenhouden

6.2.2 Je kunt uitleggen hoe een schaduw ontstaat.

6.2.3 Je kunt uitleggen wanneer je één schaduw hebt en wanneer meerdere.

6.2.4 Je kunt de schaduw van een voorwerp tekenen.

6.3.1 Je kunt de werking van een spiegel uitleggen

6.3.2 Je kunt vertellen hoe je spiegelschrift kunt lezen.

6.3.3 Je kunt een spiegelbeeld tekenen.

Nakijken

Hoofstuk 6 paragraaf 1

opdracht 1, 3,4,8, 9 & 12

Blz. 63 t/m 65

Spiegelbeelden

In een spiegel zie je een levensecht beeld van je eigen wereld. Het spiegelbeeld heeft

zelfs diepte: het lijkt echt achter de spiegel te liggen. Kijk maar eens naar je hand als je

een spiegel vasthoudt, en dan naar het beeld van je gezicht. Je voelt dat je ogen zich

steeds anders moeten instellen. Het spiegelbeeld is verder weg dan je hand.

Teken regels

Je hebt drie dingen nodig om een spiegelbeeld te tekenen:

• een geodriehoek;

• een potlood;

• een gum.

Schaduw

Wanneer een voorwerp het licht van een lichtbron tegenhoudt ontstaat er een schaduw;​

Een schaduw is het gebied waar het licht niet rechtstreeks kan komen.​

Randstralen

In afbeelding 6 zie je een auto onder een lantaarnpaal. Het donkere deel is

de schaduw van de auto. Daar kan het licht van de lamp niet komen, want

lichtstralen gaan altijd rechtdoor. In de tekening zie je twee randstralen. Dit zijn

de lichtstralen die langs de rand van de auto gaan. De randstralen maken de rand

van de schaduw. Je kunt ook zeggen: de randstralen maken de omtrek van de

schaduw.

Huiswerk

Hoofdstuk 6 paragraaf 2

Opdracht 1 t/m 11 blz. 70 t/m 77

Hoofdstuk 6 paragraaf 3 opdracht 1 t/m 11 blz. 81 t/m 89

Als je een spiegel vasthoudt:

1. lijken je hand en je gezicht in de spiegel even ver weg
2. lijkt je gezicht in de spiegel verder weg dan je hand
3. lijkt je hand in de spiegel verder weg dan je gezicht

Wat is het belangrijkste verschil tussen de spiegelwereld en de echte wereld?

1. Boven en onder zijn omgewisseld.
2. Boven en onder én links en rechts zijn omgewisseld.
3. In de spiegelwereld zie je geen diepte.
4. Links en rechts zijn omgewisseld.