This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Welke 2 hoofdgroepen delen we organismen in?
A
prokaryoten en eukaryoten
B
dieren en eurkaryoten
C
archaea en bacteriën
D
chromista en protozoa
Slide 14 - Quiz
In welke hoofdgroep bestaan alle organismen uit een cel?
Slide 15 - Open question
eukaryoten
prokaryoten
bacteriën
archaea
chromista
protozoa
schimmels
planten
dieren
Slide 16 - Drag question
In welke drie rijken bestaan alle organismen uit één cel?
Slide 17 - Open question
Bij de verdere indeling van een rijk ontstaan steeds kleinere groepen. Zet de groepen in de goede volgorde.
1
2
3
4
5
6
7
rijk
stam
klasse
orde
geslacht
familie
soort
Slide 18 - Drag question
Is het aantal families groter of kleiner dan het aantal orden? Leg je antwoord uit.
Slide 19 - Open question
De gewervelden worden verdeeld in?
A
families
B
klassen
C
orden
D
stammen
Slide 20 - Quiz
Tot welke stam behoort een lynx?
A
geleedpotige
B
gewervelden
C
stekelhuidigen
D
weekdieren
Slide 21 - Quiz
in de afbeelding zie je een vertakkingsschema van primaten (apen en halfapen). Hoe noem je de groep gibbons?
A
familie
B
geslacht
C
klasse
D
orde
Slide 22 - Quiz
De bonobo en de orang-oetan behoren tot dezelfde ?
A
klasse, orde, familie
B
familie, geslacht, soort
C
klasse, orde
D
geslacht, soort
Slide 23 - Quiz
Eukaryote cellen zijn gemiddeld 10× groter dan prokaryote cellen. Ook zijn ze ingewikkelder gebouwd. In eukaryote cellen moet daarom meer geregeld worden.
Leg uit hoe je dit verschil terugziet in de celkenmerken van prokaryote en eukaryote cellen.