4v Grieks - 2021-01-26 - uitleg athematische werkwoorden

1 / 38
next
Slide 1: Slide
GrieksMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 100 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Vind je dat je al veel onderdelen van het Griekse werkwoord beheerst?

Slide 2 - Open question

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Er bestaan dus ook "athematische werkwoorden". Wat hebben deze werkwoorden blijkbaar níet?

Slide 5 - Open question

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Hoe zou je de vorming van athematische werkwoorden nu samenvatten?

Slide 9 - Open question

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Aan de eigenlijke stam δεικ zijn in het praesens de letters νυ toegevoegd. Ook bij andere μι-ww gebeurt iets soortgelijks. Wat zou "reduplicatie" inhouden?

Slide 12 - Mind map

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Wat is een juiste vertaling voor ἐτιθεσο?
A
jij plaatst
B
jij plaatste
C
hij plaatste
D
hij heeft geplaatst

Slide 19 - Quiz

Wat is een juiste vertaling voor διδωται?
A
hij geeft (med, conj)
B
hij geeft (med, ind)
C
zij geven (act, conj)
D
zij geven (act, ind)

Slide 20 - Quiz

Wat is een juiste vertaling voor τιθετε?
A
jullie plaatsen
B
te plaatsen
C
plaats!
D
jullie moeten plaatsen

Slide 21 - Quiz

Wat is een juiste vertaling voor διδοασι?
A
hij geeft (act)
B
zij geven (act)
C
zij geven (med)
D
gevend (part. act. dativus meervoud)

Slide 22 - Quiz

Wat is een juiste vertaling voor τιθει?
A
hij plaatst (mediaal)
B
hij plaatst
C
plaats!
D
jij plaatst (mediaal)

Slide 23 - Quiz

Wat is een juiste vertaling voor διδῳ?
A
jij geeft (med, ind)
B
jij geeft (med, conj)
C
hij geeft (act, ind)
D
hij geeft (act, conj)

Slide 24 - Quiz

Geef in het Grieks: hij toont (act)

Slide 25 - Open question

Geef in het Grieks: zij toonden (med)

Slide 26 - Open question

Geef in het Grieks: te plaatsen (act, inf)

Slide 27 - Open question

Geef in het Grieks: wij gaven (act)

Slide 28 - Open question

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Hoe kun je de conjunctivusvorming van εἰμι "gaan" samenvatten?

Slide 35 - Open question

Hoe kun je de participia van εἰμί "zijn" en εἰμι "gaan" uit elkaar houden?

Slide 36 - Open question

Wat is een juiste vertaling voor εῖ?
A
jij gaat
B
hij is
C
jij bent
D
hij gaat

Slide 37 - Quiz

Wat is een juiste vertaling voor εῖσιν?
A
zij zijn
B
zij waren
C
zij gingen
D
hij gaat

Slide 38 - Quiz