SPQR 2.7 plusquamperfectum

Plusquamperfectum
SPQR 2.7
1 / 29
next
Slide 1: Slide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Plusquamperfectum
SPQR 2.7

Slide 1 - Slide

In deze lessonup
  • Herhaal je de persoonsvormen van praesens, imperfectum, perfectum
  • Herhaal je de praesensstam en de perfectumstam

  • Leer je welke tijd het plusquamperfectum is
  • Leer je de vorming en het rijtje van het plusquamperfectum

Slide 2 - Slide

Herhaling 

Slide 3 - Slide

Herhaling persoonsuitgangen praesens

Slide 4 - Slide

Herhaling Imperfectum

praesensstam + (e)ba + uitgang

vocabam
vocabas
vocabat
vocabamus
vocabatis
vocabant


Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Herhaling Perfectum
Perfectumstam regelmatig: praesensstam + v (a- en i-stam) of praesensstam min -e plus u (e-stam)
onregelmatig: los leren
vocavi
vocavisti
vocavit
vocavimus
vocavistis
vocaverunt                                             inf. perfectum: vocavisse

Slide 7 - Slide

perfectum esse 
(perf. stam: fu)

fu-i 
fu-isti
fu-it 
fu-imus

fu-istis 
fu-erunt

fu-isse  (inf.)
perfectum posse 
(perf. stam: potu)    

potu-i 

potu-isti

potu-it

potu-imus
potu-istis

potu-erunt
potu-isse    (inf.)

Slide 8 - Slide

Herhaling: praesens
1e ev
2e ev
3e ev
1e mv
2e mv
3e mv
inf
-s
-tis
-mus
-re
-t
-o
-nt

Slide 9 - Drag question

Herhaling: uitgangen verschillende tijden
1e ev (ik)
2e ev (jij)
3e ev (hij, zij, het)
1e mv (wij)
2e mv (jullie)
3e mv (zij)

istis

m
erunt
tis
i
imus
isti
it
s

Slide 10 - Drag question

Welke vorm hoort bij welke tijd?
praesens
imperfectum
perfectum
audit
audiebat
audivit
petis
petebas
petivisti
tenebamus
salutaverunt
vulneravit

Slide 11 - Drag question

Wat is de perfectumstam van salutare?
A
saluta-
B
salutav-

Slide 12 - Quiz

Hoe maak je van de praesensstam iace- een perfectumstam?
A
iacu-
B
iacev-

Slide 13 - Quiz

Wat zijn de kenletters van het perfectum?
A
v
B
u
C
v & u
D
v & e

Slide 14 - Quiz

Nieuw: plusquamperfectum

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Neem deze dia over in je schrift
Plusquamperfectum (ppf of plpf): de voltooid verleden tijd.

(plus-quam-perfectum: meer-dan-perfectum)
Gebruik: als je iets wilt vertellen wat nog vóór de verleden tijd is gebeurd.
Vorming: pf.stam + era + pu (m, s, t, mus, tis, nt)
: vocav-era-m

Vertaling:
 vocaveram: ik had geroepen

Slide 17 - Slide

Rijtje plusquamperfectum vocare

vocaveram
vocaveras
vocaverat
vocaveramus
vocaveratis
vocaverant

Slide 18 - Slide

Neem deze dia over in je schrift

Slide 19 - Slide


Let bij de vertaling van een tekst goed op de juiste
vertaling van de werkwoordsvormen.
praesens: tt (ik loop)
imperfectum: ovt (ik liep)
perfectum: vtt (ik heb gelopen) of ovt (ik liep)
plusquamperfectum: vvt (ik had gelopen)
Neem deze dia over in je schrift

Slide 20 - Slide

uitgangen praesens: (na praesensstam)
o, s, t, mus, tis, nt

uitgangen imperfectum: (na praesensstam)
(e)ba+ (m, s, t, mus, tis, nt)

uitgangen perfectum: (na perfectumstam)
i, isti, it, imus, istis, erunt

uitgangen plusquamperfectum: (na perfectumstam)
era + (m, s, t, mus, tis, nt)

Slide 21 - Slide

Praesens
Imperfectum
Perfectum
Plusquam- perfectum
Sleep de juiste stam naar de juiste tijd!
Praesensstam
Praesensstam
Perfectum stam
Perfectum stam

Slide 22 - Drag question

het plusquamperfectum herken je aan
A
vi
B
i
C
ba
D
era

Slide 23 - Quiz

Sleep naar de juiste tijd
praesens
imperfectum
perfectum
plusquamperfectum
pendebas
dixistis
vulnero
responderat
manebant
venerunt
veneram
veniunt

Slide 24 - Drag question

De vertaling 'wij zagen' hoort bij
A
praesens
B
imperfectum
C
perfectum
D
plusquamperfectum

Slide 25 - Quiz

De vertaling 'wij waren gekomen' hoort bij
A
praesens
B
imperfectum
C
perfectum
D
plusquamperfectum

Slide 26 - Quiz

De vertaling 'hij had gekund' hoort bij
A
praesens
B
imperfectum
C
perfectum
D
plusquamperfectum

Slide 27 - Quiz

De vertaling 'ik ben geweest' hoort bij
A
praesens
B
imperfectum
C
perfectum
D
plusquamperfectum

Slide 28 - Quiz

Hoe goed snap je de tijden van het werkwoord in het Latijn nu?
Welke vragen heb je nog?

Slide 29 - Open question