Les 5 beweiding in context G41V1 + G31V + G21V

1 / 36
next
Slide 1: Slide
GraslandMBOStudiejaar 1

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Oefentoets beweiding

Slide 12 - Slide


A
Dit is standweiden
B
Dit is omweiden
C
Dit is stripgrazen
D
Dit is siësta beweiding

Slide 13 - Quiz

Het weer 
Moment van maaien
Grasmengsel
Bodemtype
Bemesting
Temperatuur

Slide 14 - Drag question

Bij dit beweidingssysteem krijgen koeien 1 tot 3 keer per dag een nieuwe strook gras aangeboden.
A
Standweiden
B
Omweiden
C
Roterend standweiden
D
Stripgrazen

Slide 15 - Quiz

Vanaf wanneer mag er drijfmest uitgereden worden op grasland?
A
1 januari
B
15 februari
C
1 april
D
Dit mag gewoon het hele jaar

Slide 16 - Quiz

Vanaf welke bodemtemperatuur begint gras met groeien?
A
0 graden
B
4 graden
C
8 graden
D
10 graden

Slide 17 - Quiz

Wat is een goede manier om de druk van zware machines op de bodem te verlagen?
A
Extra lucht in de banden pompen
B
Lucht uit de banden laten lopen

Slide 18 - Quiz

Waarvoor is witte klaver het meest geschikt?
A
Weiden
B
Maaien
C
Weiden en maaien

Slide 19 - Quiz

Welke van de twee klaversoorten ontwikkeld zich het beste in het voorjaar?
A
Rode klaver
B
Witte klaver

Slide 20 - Quiz

Waar bevinden zich de groeipunten van een grasplant?
A
Laag bij de grond
B
Halverwege de stengel
C
Bovenin de plant

Slide 21 - Quiz

De T-som is een opsomming van alle maximale temperaturen vanaf 1 februari.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 22 - Quiz

Bij te vroeg aanwenden is de kans op uitspoeling het grootst.
Voedt het bodemleven.
Planten groeien er harder van en ontwikkelen daardoor meer wortels.
Meststoffen zijn niet meteen beschikbaar voor de plant.

Slide 23 - Drag question

Een Farmwalk is een ronde over het bedrijf waarbij je de kwantiteit, kwaliteit en smakelijkheid van je gras in beeld brengt.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 24 - Quiz

Hoe kan je het beste door de wei lopen bij het meten van de grashoogte?
A
Gewoon in een rondje (O-vorm)
B
In de W-vorm
C
Gekruist, in X-vorm
D
Van voor naar achter, in I-vorm

Slide 25 - Quiz

Gras groeit in de zomer over het algemeen langzamer dan in het voorjaar.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 26 - Quiz

Vanaf welke temperatuur kan gras al stoppen met groeien?
A
Vanaf 20 graden
B
Vanaf 25 graden
C
Vanaf 30 graden
D
Gras stopt nooit met groeien.

Slide 27 - Quiz

Wat gebeurt er met de voederwaarde op het moment dat gras in de aar schiet?
A
Voederwaarde neemt af
B
Voederwaarde neemt toe
C
Voederwaarde blijft gelijk

Slide 28 - Quiz

Etgroen is een ander woord voor oud gras dat in de aar is geschoten
A
Waar
B
Niet waar

Slide 29 - Quiz

Wat is de ideale leeftijd om kalveren voor het eerst te beweiden?
A
Vanaf 2 weken na de geboorte
B
Na het spenen op 9 weken
C
Vanaf 6 maanden leeftijd
D
Vanaf 9 tot 12 maanden leeftijd

Slide 30 - Quiz

In welk seizoen is de kans op leverbotbesmetting het grootst?
A
Lente
B
Zomer
C
Herfst
D
Winter

Slide 31 - Quiz

Wat is de ideale grashoogte om mee de winter in te gaan?
A
4-6 cm
B
7-9 cm
C
10-12 cm
D
Zo lang mogelijk

Slide 32 - Quiz

Welke twee perioden zijn voor doorzaai het meest geschikt?
A
Zomer/winter
B
Winter/herfst
C
Voorjaar/najaar

Slide 33 - Quiz

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Slide