Dictee_5_1_4 (+werkwoorden)

• Spelling
• Basisschool
• Groep 8

Een dier met
de letter R

Ik koop een ijsje voor mijn zusje.

De groenteboer gaf de komkommer aan zijn klant.

Achmed gaf zijn moeder elke dag een knuffel.

1e woord

2e woord

3e woord

[MAKEN]

Wij _____________ vorig jaar een prentenboek met de juf.

1. t.t.
2. v.t.
3. volt. dw.
4. iets anders

[MAKEN]

Wij _____________ vorig jaar een prentenboek met de juf.

[VERFILMEN]

Het _____________ verhaal komt in de bioscoop.

1. t.t.
2. v.t.
3. volt. dw.
4. iets anders

[VERFILMEN]

Het _____________ verhaal komt in de bioscoop.

[VERGROTEN]

Gisteren _____________ ik mijn broek.

1. t.t.
2. v.t.
3. volt. dw.
4. tegenwoordig dw.

[VERGROTEN]

Gisteren _____________ ik mijn broek.

[HINKELEN]

Daniel is naar huis _____________.

1. t.t.
2. v.t.
3. volt. dw.
4. tegenwoordig dw.

[HINKELEN]

Daniel is naar huis _____________.

Wat heb ik geleerd?

Zijn er nog vragen?