I took a picture of myself. > Ik nam een foto van mezelf.
She bought herself a new computer. > Zij kocht een nieuwe computer voor zichzelf.
Je gebruikt wederkerende voornaamwoorden om te praten over situaties waarbij het onderwerp en het lijdend voorwerp dezelfde persoon zijn.
1 / 22
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3
This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Grammar 18 Reflexive and reciprocal pronouns
(TB page 93)
I took a picture of myself. > Ik nam een foto van mezelf.
She bought herself a new computer. > Zij kocht een nieuwe computer voor zichzelf.
Je gebruikt wederkerende voornaamwoorden om te praten over situaties waarbij het onderwerp en het lijdend voorwerp dezelfde persoon zijn.
Slide 1 - Slide
wederkerend voornaamwoord :
ik
I
mijzelf
myself
jij
You
jezelf
yourself
hij/zij/het
he/she/it
zichzelf
himself/herself/itself
wij
we
ons zelf
ourselves
jullie
you
jullie zelf
yourselves
zij
they
zijzelf
themselves
Slide 2 - Slide
myself
yourself
himself
herself
itself
ourselves
themselves
I
you
he
she
it
we
they
Slide 3 - Drag question
Grammar 18 Reflexive and reciprocal pronouns
(TB page 93)
He saw himselfin the mirror.
They enjoyed themselves at the party.
Je vertaalt -self en -selves met zich of zichzelf.
Slide 4 - Slide
Grammar 18 Reflexive and reciprocal pronouns
(TB page 93)
Do you shave even on Sundays?
She’s old enough to dress herself.
Let op! In het Engels gebruik je geen wederkerend voornaamwoord na werkwoorden als wash, dress en shave, behalve wanneer je nadruk wil leggen op wie de handeling uitvoert.
Slide 5 - Slide
- Waarom zou je bij woorden als "wash, dress, shave"geen wedekering voornaamwoord gebruiken?
- Kun je nog meer woorden bedenken die onder deze regel zouden vallen?
Slide 6 - Slide
Should use reflexive pronouns
Do not need reflexive pronouns
shower
wash
remember
teach
cut
complain
help
Slide 7 - Drag question
Grammar 18 Reflexive and reciprocal pronouns
(TB page 93)
They saw each other at the festival. Zij zagen elkaar op het festival.
You have to look after one another! > Jullie moeten voor elkaar zorgen!
Je gebruikt de wederkerige voornaamwoorden each other en one another om te praten over ‘elkaar’.
Slide 8 - Slide
Grammar 18 Reflexive and reciprocal pronouns
(TB page 93)
They kissed when she got home.
Let op! In het Engels gebruik je geen wederkerig voornaamwoord na werkwoorden als marry, hug, en kiss die al aangeven dat de handeling van beide kanten komt.
Slide 9 - Slide
Wat betekent "each other, one another"? bijv. they talk to each other.
A
zichzelf
B
elkaar
C
hetzelf
D
anderen
Slide 10 - Quiz
Welke reflexive pronoun staat in het enkelvoud?
A
himself
B
themselves
Slide 11 - Quiz
Welk reflexive pronoun (wederkerend vnw.) hoort bij "you"
A
myself
B
yourself
C
themselves
D
itself
Slide 12 - Quiz
Welke reflexive pronouns (wederkerend vnw.) hoort bij " I "
A
myself
B
yourself
C
itself
D
yourself
Slide 13 - Quiz
Welke reflexive pronouns (wederkerend vnw.) hoort bij " jullie "
A
themselves
B
yourself
C
yourselves
D
itself
Slide 14 - Quiz
Reflexive pronouns worden gebruikt om.....................een persoon / dier / ding
A
bezit aan te geven van
B
aan te geven hoe iets gebeurd met
C
terug te verwijzen naar
D
aan te geven dat iets in de toekomst gebeurd met
Slide 15 - Quiz
Vul de juiste reflexive pronoun in: You bought ________ a new computer
A
myself
B
himself
C
yourself
D
itself
Slide 16 - Quiz
We looked at _________ (=we keken naar elkaar).
A
ourselves
B
each other
C
themselves
D
us
Slide 17 - Quiz
They talk to _______ (=zij praten tegen hun zelf).
A
themselves
B
themself
C
ourselves
D
ourself
Slide 18 - Quiz
She hurt _______.
A
herselves
B
himself
C
herself
D
itself
Slide 19 - Quiz
Vertaal: Wij keken naar elkaar ________ _________ .