02 Grondwet van Thorbecke

Nederland 1848 - 1917
De grondwet van Thorbecke
1 / 37
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Nederland 1848 - 1917
De grondwet van Thorbecke

Slide 1 - Slide

1848: Grondwet van Thorbecke
Ministriële verantwoordelijkheid
  • De koning is onschendbaar
  • De ministers zijn verantwoordelijk

Slide 2 - Slide

Wat betekent
'onschendbaar zijn'

Slide 3 - Mind map

1848: Grondwet van Thorbecke
Ministriële verantwoordelijkheid
  • De koning is onschendbaar (= hij kan niet vervolgd worden voor wat hij doet of zegt)
  • De ministers zijn verantwoordelijk

Slide 4 - Slide

Wie controleerde voor 1848 de regering?
A
De rechters
B
De Eerste Kamer
C
De Tweede Kamer
D
De koning

Slide 5 - Quiz

Ook leden van het parlement zijn
'onschendbaar'. Waarom?

Slide 6 - Mind map

1848: Grondwet van Thorbecke
Ministriële verantwoordelijkheid
  • De koning is onschendbaar
  • De ministers zijn verantwoordelijk


De macht verschuift van de koning naar het parlement.

Slide 7 - Slide

1848: Grondwet van Thorbecke
De rechten van het parlement
rollenspel rechten van de Tweede Kamer

Slide 8 - Slide

Welke taken heeft de Tweede Kamer?
A
Wetgeving maken Regering controleren
B
Wetgeving maken Dagelijks bestuur van het land
C
Regering controleren Dagelijks bestuur van het land

Slide 9 - Quiz

Hoe heet ook alweer het recht om wetten voor te stellen?
A
Amendementsrecht
B
Enquêterecht
C
Initiatiefrecht
D
Interpellatierecht

Slide 10 - Quiz

Elke dinsdagmiddag is er een vragenuurtje in de Tweede Kamer. Ministers moeten dan vragen beantwoorden van Kamerleden.
A
De Tweede Kamer maakt gebruik van het vragenrecht om haar wetgevende taak uit te voeren.
B
De Tweede Kamer maakt gebruik van het vragenrecht om haar controlerende taak uit te voeren.
C
De Tweede Kamer maakt gebruik van het interpellatierecht om haar wetgevende taak uit te voeren.
D
De Tweede Kamer maakt gebruik van het interpellatierecht om haar controlerende taak uit te voeren.

Slide 11 - Quiz

Welke 2 beweringen zijn juist?
A
Met het vragenrecht wordt de Kamer geïnformeerd over het beleid van de ministers.
B
Met het interpellatierecht roept de Kamer een minister ter verantwoording.
C
Met het interpellatierecht wordt de Kamer geïnformeerd over het beleid van de ministers.
D
Met het vragenrecht roept de Kamer een minister ter verantwoording.

Slide 12 - Quiz

Welk recht gebruikt de Tweede Kamer als zij een wetsvoorstel wil aanpassen?
A
Het amendementsrecht
B
Het enquêterecht
C
Het initiatiefrecht
D
Het vragenrecht

Slide 13 - Quiz

Welke rechten heeft de Tweede Kamer wel, die de Eerste Kamer niet heeft?
A
Het amendementsrecht en het interpellatierecht
B
Het interpellatierecht en het vragenrecht
C
Het vragenrecht en het initiatiefrecht
D
Het initiatiefrecht en het amendementsrecht

Slide 14 - Quiz

Wat is geen controlerend recht van de Tweede Kamer?
A
Het budgetrecht
B
Het enquêterecht
C
Het initiatiefrecht
D
Het interpellatierecht

Slide 15 - Quiz

Waarvoor gebruikt de Tweede Kamer het enquêterecht?
A
Dit recht wordt gebruikt om de mening van het Nederlandse volk te peilen.
B
Dit recht wordt gebruikt om een minister ter verantwoording te roepen.
C
Dit recht wordt gebruikt om iets wat misliep tot op de bodem te onderzoeken.
D
Dit recht wordt gebruikt om de mening van de Tweede Kamer te peilen.

Slide 16 - Quiz

Met een motie kan de Tweede Kamer aan de regering vragen om iets te doen. Ook kan men met een motie een oordeel vellen over het beleid van de regering.
Als een motie van wantrouwen door de Tweede Kamer wordt goedgekeurd, stapt de regering of de minister op.
Leg uit waarom!

Slide 17 - Open question

Wat zijn de controlerende
rechten van de Tweede Kamer?

Slide 18 - Mind map

Wat zijn de wetgevende
rechten van de Tweede Kamer?

Slide 19 - Mind map

1848: Grondwet van Thorbecke
De rechten van het parlement
Wetgevende rechten
  • recht van initiatief
  • recht van amendement
  • recht om wetten te stemmen

Slide 20 - Slide

1848: Grondwet van Thorbecke
De rechten van het parlement
Controlerende rechten
  • vragenrecht
  • interpellatierecht
  • enquêterecht
  • budgetrecht
  • motierecht

Slide 21 - Slide

Wie koos ook alweer voor
1848 de Tweede Kamer?
A
De koning
B
De rijke burgers
C
De Provinciale Staten

Slide 22 - Quiz

Wie koos ook alweer voor
1848 de Eerste Kamer?
A
De koning
B
De rijke burgers
C
De Provinciale Staten

Slide 23 - Quiz

Vanaf 1848 werd het cijnskiesrecht ingevoerd.
Alleen de rijke burgerij mocht stemmen. Hoe weet men of je rijk bent?

Slide 24 - Open question

1848: Grondwet van Thorbecke
Invoering cijnskiesrecht

  • De Tweede Kamer wordt direct de rijke burgerij gekozen (cijnskiesrecht).
  • De Eerste Kamer wordt indirect door de Provinciale Staten gekozen.


De macht verschuift van de koning naar de rijke burgerij.

Slide 25 - Slide

Wie controleerde voor 1848 de regering?
A
De rechters
B
De Eerste Kamer
C
De Tweede Kamer
D
De koning

Slide 26 - Quiz

Welke taken heeft de Tweede Kamer?
A
Wetgeving maken Regering controleren
B
Wetgeving maken Dagelijks bestuur van het land
C
Regering controleren Dagelijks bestuur van het land

Slide 27 - Quiz

Antwoord
Recht van initiatief (alleen Tweede Kamer)
Recht van amendement (alleen Tweede Kamer)
Recht om wetten goed of af te keuren

Wat zijn de wetgevende
rechten van de Tweede Kamer?

Slide 28 - Mind map

Antwoord
Budgetrecht
Vragenrecht
Interpellatierecht
Enquêterecht
Motierecht
Wat zijn de controlerende
rechten van de Tweede Kamer?

Slide 29 - Mind map

Hoe heet ook alweer het recht om wetten voor te stellen?
A
Amendementsrecht
B
Enquêterecht
C
Initiatiefrecht
D
Interpellatierecht

Slide 30 - Quiz

Elke dinsdagmiddag is er een vragenuurtje in de Tweede Kamer. Ministers moeten dan vragen beantwoorden van Kamerleden.
A
De Tweede Kamer maakt gebruik van het vragenrecht om haar wetgevende taak uit te voeren.
B
De Tweede Kamer maakt gebruik van het vragenrecht om haar controlerende taak uit te voeren.
C
De Tweede Kamer maakt gebruik van het interpellatierecht om haar wetgevende taak uit te voeren.
D
De Tweede Kamer maakt gebruik van het interpellatierecht om haar controlerende taak uit te voeren.

Slide 31 - Quiz

Welke 2 beweringen zijn juist?
A
Met het vragenrecht wordt de Kamer geïnformeerd over het beleid van de ministers.
B
Met het interpellatierecht roept de Kamer een minister ter verantwoording.
C
Met het interpellatierecht wordt de Kamer geïnformeerd over het beleid van de ministers.
D
Met het vragenrecht roept de Kamer een minister ter verantwoording.

Slide 32 - Quiz

Welk recht gebruikt de Tweede Kamer als zij een wetsvoorstel wil aanpassen?
A
Het amendementsrecht
B
Het enquêterecht
C
Het initiatiefrecht
D
Het vragenrecht

Slide 33 - Quiz

Welke rechten heeft de Tweede Kamer wel, die de Eerste Kamer niet heeft?
A
Het amendementsrecht en het interpellatierecht
B
Het interpellatierecht en het vragenrecht
C
Het vragenrecht en het initiatiefrecht
D
Het initiatiefrecht en het amendementsrecht

Slide 34 - Quiz

Wat is geen controlerend recht van de Tweede Kamer?
A
Het budgetrecht
B
Het enquêterecht
C
Het initiatiefrecht
D
Het interpellatierecht

Slide 35 - Quiz

Waarvoor gebruikt de Tweede Kamer het enquêterecht?
A
Dit recht wordt gebruikt om de mening van het Nederlandse volk te peilen.
B
Dit recht wordt gebruikt om een minister ter verantwoording te roepen.
C
Dit recht wordt gebruikt om iets wat misliep tot op de bodem te onderzoeken.
D
Dit recht wordt gebruikt om de mening van de Tweede Kamer te peilen.

Slide 36 - Quiz

Met een motie kan de Tweede Kamer aan de regering vragen om iets te doen. Ook kan men met een motie een oordeel vellen over het beleid van de regering.
Als een motie van wantrouwen door de Tweede Kamer wordt goedgekeurd, stapt de regering of de minister op.
Leg uit waarom!

Slide 37 - Open question