Les 8 donderdag 29 april

Goedemorgen
1 / 49
next
Slide 1: Slide
Middelbare school

This lesson contains 49 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

Items in this lesson

Goedemorgen

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Slide 3 - Video

Slide 4 - Video

Macht koning ter discussie
Willem I regeerde als autocraat. In 1830 breekt protest uit in België:
  • De Belgische elite had minder inspraak in het bestuur.
  • Nederlands werd de officiële landstaal. De Belgische elite sprak Frans.
  • Het Zuiden was overwegend katholiek. In het Noorden hadden de protestanten de macht.
  • Willem I investeerde Belgisch belastingsgeld vooral in Nederland.
    Wij Willen Willem Weg,
    Wilde Willem Wijzer Worden,
    Willen Wij Willem Weer

    Slide 5 - Slide

    Macht koning ter discussie
       
    • Willem I weigerde België te erkennen (volhardingspolitiek).
    • Willem I z'n weigering kostte Nederland veel geld. Hij verliest hierdoor steun in Nederland.
    • In 1839 erkent Willem I de onafhankelijkheid van België.
    • In 1840 treedt Willem I af.

    Slide 6 - Slide

    Willem II
    • Wil graag als autocraat regeren.
    • Staten-Generaal is verdeeld in 2 groepen:
               - progressieven: willen de macht van de koning beperken
               - conservatieven: steunen de koning

    Slide 7 - Slide

    1848: Revolutie in Europa
    • Voor 1848 werd Europa vooral geregeerd door autocratische koningen.
    • In 1848 komt de burgerij opnieuw in opstand.
    • Ook in Amsterdam breken rellen uit.
    • Koning Willem II stemt in met een wijziging van de grondwet.

    Slide 8 - Slide

    1848: Grondwet van Thorbecke
    Ministriële verantwoordelijkheid
    • De koning is onschendbaar (= hij kan niet vervolgd worden voor wat hij doet of zegt)
    • De ministers zijn verantwoordelijk

    Slide 9 - Slide

    1848: Grondwet van Thorbecke
    Invoering cijnskiesrecht

    • De Tweede Kamer wordt direct de rijke burgerij gekozen (census kiesrecht).
    • De Eerste Kamer wordt indirect door de Provinciale Staten gekozen.


    De macht verschuift van de koning naar de rijke burgerij.

    Slide 10 - Slide

    1848: Grondwet van Thorbecke
    De rechten van het parlement
    Wetgevende rechten
    • recht van initiatief
    • recht van amendement
    • recht om wetten te stemmen

    Slide 11 - Slide

    1848: Grondwet van Thorbecke
    De rechten van het parlement
    Controlerende rechten
    • vragenrecht
    • interpellatierecht
    • enquêterecht
    • budgetrecht
    • motierecht

    Slide 12 - Slide

    scheiding der machten

    Slide 13 - Slide

    rechtsstaat
    instructie

    Slide 14 - Slide

    Controlerende en wetgevende bevoegdheden Eerste en Tweede kamer (1)

    De Eerste en Tweede kamer hebben drie verschillende rechten

    Ministers

    • recht van initiatief: Minsters mogen wetten indienen
    • Ministers hebben ook het recht om wetten uit te voeren en daarmee het recht om te regeren.

    Leden van de Tweede Kamer

    • Recht van initiatief
    • Recht van amendement: recht om wetsvoorstellen te wijzigen


    Slide 15 - Slide

    Controlerende en wetgevende bevoegdheden Eerste en Tweede kamer (2)

    Leden van Eerste en Tweede Kamer

    • Recht van budget: Recht om uitgaven en inkomsten van de staat te controleren en deze als wet goed of af te keuren.
    • Recht van interpellatie: het recht om een minister te ondervragen over een besluit of uitspraak
    • Recht van enquête: het recht om een bepaalde zaak tot op de bodem uit te zoeken.

    Slide 16 - Slide

    Staatshoofden Nederland

    Slide 17 - Slide

    uitwerking staatshoofden

    Slide 18 - Slide

    Klassieke grondrechten (vanaf 1848)
    bescherming tegen de overheid:


    vrijheid van godsdienst
    vrijheid van meningsuiting
    vrijheid van drukpers
    vrijheid van vereniging en vergadering
    vrijheid van onderwijs

    Sociale grondrechten (1983)
    bescherming door de overheid:


    recht op bestaanszekerheid
    recht op onderwijs
    recht op gezondsheidszorg
    recht op woongelegenheid
    recht op bewoonbaarheid van het land
    recht op werk
    recht op rechtsbijstand

    Slide 19 - Slide

    Vanaf 1848 werd het cijnskiesrecht ingevoerd.
    Alleen de rijke burgerij mocht stemmen. Hoe weet men of je rijk bent?

    Slide 20 - Open question

    Nederland 1848 - 1917
    De grondwet van Thorbecke

    Slide 21 - Slide

    In welk jaar werd het Koninkrijk der Nederlanden opgericht?
    A
    1813
    B
    1814
    C
    1815
    D
    1839

    Slide 22 - Quiz

    Willem I trad af. Wie volgde hem op?
    A
    Emma
    B
    Willem van Oranje
    C
    Willem II
    D
    Wilhelmina

    Slide 23 - Quiz

    Wat betekent
    'onschendbaar zijn'

    Slide 24 - Mind map

    Wie controleerde voor 1848 de regering?
    A
    De rechters
    B
    De Eerste Kamer
    C
    De Tweede Kamer
    D
    De koning

    Slide 25 - Quiz

    Welke taken heeft de Tweede Kamer?
    A
    Wetgeving maken Regering controleren
    B
    Wetgeving maken Dagelijks bestuur van het land
    C
    Regering controleren Dagelijks bestuur van het land

    Slide 26 - Quiz

    Nederland 1848 - 1917
    De grondwet van Thorbecke

    Slide 27 - Slide

    Wat betekent
    'onschendbaar zijn'

    Slide 28 - Mind map

    Wie controleerde voor 1848 de regering?
    A
    De rechters
    B
    De Eerste Kamer
    C
    De Tweede Kamer
    D
    De koning

    Slide 29 - Quiz

    Ook leden van het parlement zijn
    'onschendbaar'. Waarom?

    Slide 30 - Mind map

    1848: Grondwet van Thorbecke
    Ministriële verantwoordelijkheid
    • De koning is onschendbaar
    • De ministers zijn verantwoordelijk


    De macht verschuift van de koning naar het parlement.

    Slide 31 - Slide

    1848: Grondwet van Thorbecke
    De rechten van het parlement

    Slide 32 - Slide

    Welke taken heeft de Tweede Kamer?
    A
    Wetgeving maken Regering controleren
    B
    Wetgeving maken Dagelijks bestuur van het land
    C
    Regering controleren Dagelijks bestuur van het land

    Slide 33 - Quiz

    Hoe heet ook alweer het recht om wetten voor te stellen?
    A
    Amendementsrecht
    B
    Enquêterecht
    C
    Initiatiefrecht
    D
    Interpellatierecht

    Slide 34 - Quiz

    Elke dinsdagmiddag is er een vragenuurtje in de Tweede Kamer. Ministers moeten dan vragen beantwoorden van Kamerleden.
    A
    De Tweede Kamer maakt gebruik van het vragenrecht om haar wetgevende taak uit te voeren.
    B
    De Tweede Kamer maakt gebruik van het vragenrecht om haar controlerende taak uit te voeren.
    C
    De Tweede Kamer maakt gebruik van het interpellatierecht om haar wetgevende taak uit te voeren.
    D
    De Tweede Kamer maakt gebruik van het interpellatierecht om haar controlerende taak uit te voeren.

    Slide 35 - Quiz

    Welke 2 beweringen zijn juist?
    A
    Met het vragenrecht wordt de Kamer geïnformeerd over het beleid van de ministers.
    B
    Met het interpellatierecht roept de Kamer een minister ter verantwoording.
    C
    Met het interpellatierecht wordt de Kamer geïnformeerd over het beleid van de ministers.
    D
    Met het vragenrecht roept de Kamer een minister ter verantwoording.

    Slide 36 - Quiz

    Welk recht gebruikt de Tweede Kamer als zij een wetsvoorstel wil aanpassen?
    A
    Het amendementsrecht
    B
    Het enquêterecht
    C
    Het initiatiefrecht
    D
    Het vragenrecht

    Slide 37 - Quiz

    Welke rechten heeft de Tweede Kamer wel, die de Eerste Kamer niet heeft?
    A
    Het amendementsrecht en het interpellatierecht
    B
    Het interpellatierecht en het vragenrecht
    C
    Het vragenrecht en het initiatiefrecht
    D
    Het initiatiefrecht en het amendementsrecht

    Slide 38 - Quiz

    Wat is geen controlerend recht van de Tweede Kamer?
    A
    Het budgetrecht
    B
    Het enquêterecht
    C
    Het initiatiefrecht
    D
    Het interpellatierecht

    Slide 39 - Quiz

    Waarvoor gebruikt de Tweede Kamer het enquêterecht?
    A
    Dit recht wordt gebruikt om de mening van het Nederlandse volk te peilen.
    B
    Dit recht wordt gebruikt om een minister ter verantwoording te roepen.
    C
    Dit recht wordt gebruikt om iets wat misliep tot op de bodem te onderzoeken.
    D
    Dit recht wordt gebruikt om de mening van de Tweede Kamer te peilen.

    Slide 40 - Quiz

    Met een motie kan de Tweede Kamer aan de regering vragen om iets te doen. Ook kan men met een motie een oordeel vellen over het beleid van de regering.
    Als een motie van wantrouwen door de Tweede Kamer wordt goedgekeurd, stapt de regering of de minister op.
    Leg uit waarom!

    Slide 41 - Open question

    Wat zijn de controlerende
    rechten van de Tweede Kamer?

    Slide 42 - Mind map

    Wat zijn de wetgevende
    rechten van de Tweede Kamer?

    Slide 43 - Mind map

    1848: Grondwet van Thorbecke
    De rechten van het parlement
    Wetgevende rechten
    • recht van initiatief
    • recht van amendement
    • recht om wetten te stemmen

    Slide 44 - Slide

    1848: Grondwet van Thorbecke
    De rechten van het parlement
    Controlerende rechten
    • vragenrecht
    • interpellatierecht
    • enquêterecht
    • budgetrecht
    • motierecht

    Slide 45 - Slide

    Wie koos ook alweer voor
    1848 de Tweede Kamer?
    A
    De koning
    B
    De rijke burgers
    C
    De Provinciale Staten

    Slide 46 - Quiz

    Wie koos ook alweer voor
    1848 de Eerste Kamer?
    A
    De koning
    B
    De rijke burgers
    C
    De Provinciale Staten

    Slide 47 - Quiz

    Vanaf 1848 werd het cijnskiesrecht ingevoerd.
    Alleen de rijke burgerij mocht stemmen. Hoe weet men of je rijk bent?

    Slide 48 - Open question

    1848: Grondwet van Thorbecke
    Invoering cijnskiesrecht

    • De Tweede Kamer wordt direct de rijke burgerij gekozen (cijnskiesrecht).
    • De Eerste Kamer wordt indirect door de Provinciale Staten gekozen.


    De macht verschuift van de koning naar de rijke burgerij.

    Slide 49 - Slide