- Zet alles tegen de linkerkantlijn: adressen, datum, aanhef, alinea’s, afsluiting, handtekening, naam.
- Sla een regel over (een witregel) op de juiste plekken, namelijk tussen …
- de adressen bovenaan de brief. - de alinea’s.
- het adres en de datum. - de laatste alinea en de afsluiting.
- de datum en de aanhef. - de afsluiting en de handtekening.
- de aanhef en de eerste alinea. - de handtekening en de naam.
- Zet het eerste woord van iedere alinea tegen de linkerkantlijn (niet: inspringen).
4 Schrijf alle zinnen van één alinea achter elkaar door (niet: iedere zin op een nieuwe regel).
5 Als je brief uit meer pagina’s bestaat, zet dan één of meer alinea’s bij de afsluiting, handtekening en naam op de laatste pagina (niet: alleen afsluiting enzovoort op de laatste pagina).