3M 1.6 Reductiedeling (meiose)

1 / 22
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Startopdracht

Pak je boek en lees de tekst bij 1.5 Gewone celdeling op bladzijde 31.

Je krijgt zo een
aantal vragen.



  1. Loop rustig het lokaal binnen en praat zachtjes
  2. Ga zitten op je stoel
  3. Oortjes doe je uit
  4. Je jas hang je over je stoel
  5. Pak je chromebook, boek, schrift + pen
timer
2:00

Slide 2 - Slide

Wat is mitose ?
A
Celdeling voor nieuwe lichaamscellen
B
Mitose komt voor bij planten alleen
C
Mitose is een verbrandingsproces
D
Celdeling voor geslachtscellen

Slide 3 - Quiz

Wat is een ander woord voor mitose?
A
Celdeling
B
gewone celdeling
C
reductiedeling
D
verdubbeling

Slide 4 - Quiz

Bij mitose
A
Blijft het aantal chromosomen gelijk
B
Neemt het aantal chromosomen af
C
Neemt het aantal chromosomen toe

Slide 5 - Quiz

Aan het einde van de mitose heb ik
A
2 cellen met 23 chromosomen
B
2 cellen met 46 chromosomen
C
4 cellen met 23 chromosomen
D
4 cellen met 46 chromosomen

Slide 6 - Quiz

Waar vindt geen mitose plaats?
A
Bij het ontstaan van een huidcel in de huid van een olifant.
B
Bij het ontstaan van een bastcel in de stengel van een klimop.
C
Bij de celdeling van een bevruchte eicel.
D
Bij het ontstaan van een stuifmeelkorrel.

Slide 7 - Quiz

Organen en cellen
1.1 Organismen
1.2 De bouw van een organisme
1.3 Cellen van dieren en planten
1.4 Chromosomen
1.5 Gewone celdeling (mitose)
1.6 Reductiedeling (meiose)

Slide 8 - Slide

Leerdoelen 1.6
  • Je kunt beschrijven hoe een reductiedeling (meiose) verloopt, wat het doel van de meiose is en wat de kenmerken ervan zijn. 
  • Je kunt de verschillen in de bouw van zaadcellen en eicellen noemen.
  • Je kunt beschrijven hoe geslachtschromosomen het geslacht van een mens bepalen. 

Slide 9 - Slide

Door Meiose/reductiedeling 
ontstaan de geslachtscellen
Van 46 chromosomen naar 23 chromosomen 

Slide 10 - Slide

Menselijke cel

In een eicel zitten 23 chromosomen.
In een zaadcel zitten 23 chromosomen.

Eicel + zaadcel = een bevruchte cel met 46 chromosomen.

Menselijke lichaamscellen hebben dus 46 chromosomen.
Alleen de zaadcel en de eicel NIET!!






Slide 11 - Slide

Bevruchting

23 chromosomen moeder


23 chromosomen vader


46 chromosomen in de bevruchte eicel

(23 chromosomen paren)


Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Verschil mitose - meiose
Mitose = (gewone celdeling)                            Van 46 -> 46         
Doel = Groei, herstel en 
vervangen van cellen
                                                                
Meiose = (reductiedeling)                                      Van 46 -> 23         
Doel = produceren van 
geslachtscellen
De verschillende fases hoef je niet te weten

Slide 14 - Slide

reductiedeling
meiose
gewone celdeling
mitose
aanmaak geslachtscellen
aanmaak gewone cellen
de helft van het aantal chromosomen
evenveel chromosomen als de moedercel

Slide 15 - Slide

Huiswerk

Maken: alle samenvattingsopdrachten --> opdracht 3 of 4 op blz. 13, 18, 24, 28, 33 en 39
Herhalen en/of extra oefenen

Slide 16 - Slide

Leerdoelen 1.6
  • Je kunt beschrijven hoe een reductiedeling (meiose) verloopt, wat het doel van de meiose is en wat de kenmerken ervan zijn. 
  • Je kunt de verschillen in de bouw van zaadcellen en eicellen noemen.
  • Je kunt beschrijven hoe geslachtschromosomen het geslacht van een mens bepalen. 

Slide 17 - Slide

Een luipaardgekko heeft 38 chromosomen in de lichaamscellen. Hoeveel chromosomen bevat een zaadcel van een luipaardgekko?
A
38
B
76
C
19
D
9,5

Slide 18 - Quiz

In de afbeelding worden onder andere celdelingen weergegeven.
Zijn deze delingen mitoses (= gewone celdelingen) of meioses (= reductiedelingen)?Leg je antwoord uit.

Slide 19 - Open question

Hoe wordt bepaald wat het geslacht van de baby is?
A
Dat wordt bepaald door de vader
B
Dat wordt bepaald door de moeder
C
Dat bepaalt de baby zelf

Slide 20 - Quiz

Wanneer een eicel(X) bevrucht wordt door een zaadcel(Y), ontstaat een een bevruchte cel met
een X- en een Y-chromosoom: (XY).

Tot welk geslacht zal deze bevruchte cel uitgroeien?
A
Een meisje
B
Een jongen
C
Dat is niet te zeggen
D
Dat is allebei mogelijk

Slide 21 - Quiz

Op welk moment staat het geslacht van een kindje vast?
A
Tijdens de geslachtsgemeenschap
B
Op het moment dat de geslachtscellen ontstaan
C
Op het moment dat de zaadcel de eicel bevrucht
D
Op het moment van innesteling

Slide 22 - Quiz