Examentraining argumenteren

EXAMENTRAINING 
ARGUMENTEREN
1 / 43
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 5,6

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.

time-iconLesson duration is: 180 min

Items in this lesson

EXAMENTRAINING 
ARGUMENTEREN

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

ARGUMENTATIESCHEMA'S
- Korte uitleg
- Oefenen

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Noteer standpunt en argument 1. De kans is erg klein dat je iets wint bij de Postcodeloterij. 2. Je kunt er beter niet aan deelnemen.
A
1. = argument 2. = standpunt
B
1. = standpunt 2. = argument

Slide 7 - Quiz

Is het argument feitelijk of waarderend? 1. De kans is erg klein dat je iets wint bij de Postcodeloterij. 2. Je kunt er beter niet aan deelnemen.
A
feitelijk
B
waarderend

Slide 8 - Quiz

Noteer standpunt en argument 1. Ik denk dat Mark Rutte de verkiezingen gaat winnen. 2. Hij is immers veruit de beste in de debatten.
A
1. = argument 2. = standpunt
B
1. = standpunt 2. = argument

Slide 9 - Quiz

Is het argument feitelijk of waarderend 1. Ik denk dat Mark Rutte de verkiezingen gaat winnen. 2. Hij is immers veruit de beste in de debatten.
A
feitelijk
B
waarderend

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Slide

a 1. Volgens mij kun je beter blijven zitten, 2. want dan slaag je over twee jaar met hogere cijfers.
A
1 = standpunt 2 = argument
B
1 = argument 2 = standpunt

Slide 12 - Quiz

a Volgens mij kun je beter blijven zitten, want dan slaag je over twee jaar met hogere cijfers.
b Maar dat kost me wel een heel jaar.
A
b = weerlegging
B
b = tegenargument

Slide 13 - Quiz

1. Omdat er nauwelijks werk voor afgestudeerde neerlandici te vinden is, 2. lijkt het mij niet verstandig om Nederlands te gaan studeren.
A
1 = standpunt 2 = argument
B
1 = argument 2 = standpunt

Slide 14 - Quiz

a Omdat er nauwelijks werk voor afgestudeerde neerlandici te vinden is, lijkt het mij niet verstandig om Nederlands te gaan studeren.
b Dat verbaast me: de afgestudeerde mensen die ik ken, hebben inmiddels allemaal een baan gevonden.
A
b = weerlegging
B
b = tegenargument

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Video

Wat is het standpunt: De meeste leerlingen van mijn klas willen nu eenmaal bowlen, dus ik ga me daar niet tegen verzetten. Het is bovendien goedkoper dan paintballen en karten en we kunnen bij de bowlingbaan vrij goedkoop eten.
A
ik ga me niet verzetten [tegen het bowlen]
B
Het is goedkoper dat paintballen en karten
C
De meeste leerlingen in de klas willen bowlen
D
we kunnen goedkoop eten bij de bowlingbaan

Slide 17 - Quiz

Wat is de argumentatiestructuur: De meeste leerlingen van mijn klas willen nu eenmaal bowlen, dus ik ga me daar niet tegen verzetten. Het is bovendien goedkoper dan paintballen en karten en we kunnen bij de bowlingbaan vrij goedkoop eten.
A
Enkelvoudige argumentatie
B
Onderschikkende argumentatie
C
Nevenschikkende argumentatie
D
Onderschikkende en nevenschikkende arg.

Slide 18 - Quiz

SCHEMA'S
- Kijk op pagina 4 en 5 van je reader

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Video

Drogredenen
Drogredenen zijn fouten in argumentaties. 
Er zijn twee soorten drogredenen:
  • Fout in argumentatieschema
  • Discussieregel wordt overtreden

Slide 21 - Slide

DROGREDENEN
- Zie pagina 4 van je reader

Slide 22 - Slide

Drogredenen:
Belgen zijn slimmer dan Nederlanders. De winnaar van het Groot Dictee is immers meestal een Belg.
A
Overhaaste generalisatie
B
Oorzaak-gevolg
C
Verkeerde vergelijking
D
Cirkelredenering

Slide 23 - Quiz

Iedereen weet toch dat Rutte weer premier wordt na de volgende verkiezingen.

Hier vind je 2 drogredenen
A
bespelen van het publiek
B
overhaaste generalisatie
C
onjuiste oorzaak-gevolg-relatie/causaliteit
D
ontduiken bewijslast

Slide 24 - Quiz

drogredenen:
Mijn oma heeft altijd gerookt en is 95 jaar geworden. Roken is dus niet zo erg.
A
overhaaste generalisatie
B
onjuist beroep op autoriteit
C
cirkelredenering
D
onjuiste oorzaak-gevolgrelatie

Slide 25 - Quiz

Drogredenen
Tegenwoordig heeft elke leerling een smartphone. Vind je het gek dat ze niet opletten in de les?
A
bespelen van publiek
B
Verkeerde vergelijking
C
Oorzaak-gevolg
D
Ontduiken bewijslast

Slide 26 - Quiz

Slide 27 - Video

‘Tot mijn grote vreugde zie ik iets heel anders: op feestjes en bij literaire bijeenkomsten als “Kalf”, van onze uitgeverij, kom ik grote groepen jonge lezers tegen bij wie literatuur helemaal in is.’ (alinea 5)
Een kritisch lezer zou kunnen wijzen op het gebruik van een drogreden in bovenstaand citaat. Om welk type drogreden gaat het?een
A
cirkelredenering
B
onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
C
overhaaste generalisatie
D
verkeerde vergelijking

Slide 28 - Quiz

In alinea 2 wordt beargumenteerd dat onze maatschappij geobsedeerd is door voedsel. Een kritisch lezer zou in deze argumentatie vooral een bepaald type drogreden kunnen zien.
Welk type drogreden is dat?
A
een cirkelredenering
B
een onjuist beroep op een oorzaak-gevolgschema
C
een overhaaste generalisatie
D
een verkeerde vergelijking

Slide 29 - Quiz

“Een sterkere aanwijzing voor de populariteit van thuisblijven is de weergave van uitgaan in populaire cultuur.” (alinea 2)
Een kritisch lezer kan een van de volgende drogredenen vinden in de redenering in deze alinea:

Slide 30 - Open question

In alinea 2 staan vragen die een kritisch lezer als twee van de bovenstaande drogredenen kan zien.
Benoem die twee drogredenen en geef voor elk van die drogredenen aan wat er niet zou kloppen in de argumentatie.

Slide 31 - Open question

In alinea 6 van de tekst wordt een tegenargument van dr. He gegeven en onderbouwd. In die onderbouwing kan een kritisch lezer de drogreden ‘het bespelen van het publiek’ herkennen.
Citeer het zinsgedeelte waarin die drogreden voorkomt.

Slide 32 - Open question

Vul het schema aan op grond van de informatie in de alinea’s 7 tot en met 9. Neem daartoe onderstaande termen over en zet de bijbehorende informatie

Slide 33 - Open question

Een kritisch lezer kan in alinea 5 een drogreden herkennen.
Om welke drogreden gaat het? Er is sprake van een:
A
cirkelredenering
B
onjuist beroep op autoriteit.
C
overhaaste generalisatie.
D
verkeerde vergelijking.

Slide 34 - Quiz

Een kritisch lezer kan in alinea 3 twee vergelijkingen zien.
Leg uit waarom hier sprake zou zijn van een verkeerde vergelijking. Geef antwoord in een of meer volledige zinnen en gebruik voor je antwoord niet meer dan 10 woorden.

Slide 35 - Open question

Slide 36 - Video

Standpunt
Argument
Sub-
argument
Toelichting
Toelichting
Wat studenten vergeten is dat ze, eenmaal afgestudeerd, veel geld gaan verdienen.
‘Veertig tot vijftig procent meer dan vwo-leerlingen die meteen gaan werken.
   En dat hun hele leven lang, dat is al gauw een paar ton’, aldus Webbink.
 Studenten zullen dus later makkelijk in staat zijn om hun lening af te   lossen. 
Ze moeten die dan ook zien als een investering in hun toekomst, niet als een barrière, vinden de voorstanders.

Slide 37 - Drag question

Standpunt
?
Argument 1
Argument 2
Argument 3
Argument 4
Het basisinkomen haalt de eigen ‘zin van het bestaan’ weg.
Mensen die nu geen baan hebben, hebben dat met het basisinkomen nog steeds niet.
?
?
Subargument 1.1
Subargument 3.1
?
?
Voorbeeld
Als ik hoor dat in Zwitserland na wordt gedacht over een basisinkomen, droom ik over geld en gemak voor mijzelf. Ik droom niet over ouderen helpen of bergen schoonmaken.

Slide 38 - Drag question

Standpunt
?
Argument 1
Argument 2
Argument 3
Argument 4
Het basisinkomen haalt de eigen ‘zin van het bestaan’ weg.
Mensen die nu geen baan hebben, hebben dat met het basisinkomen nog steeds niet.
?
?
Subargument 1.1
Subargument 3.1
?
?
Voorbeeld
Als ik hoor dat in Zwitserland na wordt gedacht over een basisinkomen, droom ik over geld en gemak voor mijzelf. Ik droom niet over ouderen helpen of bergen schoonmaken.

Slide 39 - Drag question

Standpunt
Argument 3
Argument 4
Subargument 1.1
Subargument 3.1

Slide 40 - Drag question

Slide 41 - Link

Slide 42 - Link

Slide 43 - Link