Tekstverbanden en hh hoofdgedachte

Meer dan lezen 
1 / 41
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Meer dan lezen 

Slide 1 - Slide

Deze les:

* Herhalen onderwerp en hoofdgedachte;
* Tekstverbanden.

Slide 2 - Slide

Veel mensen hebben vliegschaamte, omdat ze vliegen slecht voor het milieu vinden.
Wat is het onderwerp?

Slide 3 - Open question

Coen en Sander zoeken in hun radioshows naar de grappigste Nederlandse naam.
Wat is het onderwerp?

Slide 4 - Open question

Wat is de hoofdgedachte van een tekst?

Slide 5 - Mind map

Hoe vind je de hoofdgedachte?
Stap 1: Lees de tekst precies
Stap 2: Wat is het belangrijkste wat in de tekst over het onderwerp wordt gezegd?


   Tip: begin van de tekst (inleiding) of eind van de tekst (slot)

Slide 6 - Slide

Schildertalent
 Pigcasso: de perfecte naam voor een varken met schildertalent. Het grote Zuid-Afrikaanse varken Pigcasso kan net zo goed schilderen als de befaamde Spaanse kunstschilder Picasso! Ze werd een paar jaar geleden gered van de slacht en woont nu op een opvangboerderij in de buurt van Kaapstad. In plaats van een ham in de winkel is ze een beroemd schilder geworden. Vorige week had ze tussen het schilderen even tijd voor een fotoshoot.

Haar talent werd ontdekt toen ze een keer de kwast van een schilder ‘leende’. Volgens haar baasjes doet ze niets liever dan met een penseel in haar bek al knorrend kunstwerken maken. Haar handtekening is een rondje met twee gaatjes: een stempel van haar neus. De opbrengst van haar schilderijen gaat naar het opvangen van afgedankte dieren.

Slide 7 - Slide

Over wie gaat de tekst?
A
kunstschilder Picasso
B
schildertalenten
C
varken Pigcasso

Slide 8 - Quiz

Waar staat de hoofdgedachte van de tekst?
A
r 1 Het grote ... r2 Picasso
B
r3 Ze werd ... r4 Kaapstad
C
r6 Haar talent ... r6 'leende'.

Slide 9 - Quiz

Verder met tekstverbanden

Slide 10 - Slide

Begrijpend lezen


Tekstverbanden & signaalwoorden

Slide 11 - Slide

Lesdoelen
  • Je leert wat tekstverbanden zijn.
  • Je leert wat signaalwoorden zijn.
  • Je leert eerst signaalwoorden voor opsomming, tegenstelling en toelichting/uitleg .

Slide 12 - Slide

Begrippen
  • Tekstverband: verband tussen woorden, zinnen en alinea's.
  • Signaalwoorden: Woorden die de schrijver gebruikt om de relatie tussen de woorden (of zinnen of alinea's) aan te geven. 

Slide 13 - Slide

Opsomming

Als een aantal zaken die bij elkaar horen na elkaar worden genoemd, dan noem je dat een opsomming


Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Voorbeeld opsomming
Welke signaalwoorden zie je? Schrijf ze op een blaadje.

Henkie heeft goed zijn best gedaan voor de toets. Hij heeft zijn huiswerk gemaakt en hij heeft het nagekeken. Bovendien heeft hij zijn vragen gesteld. Daarnaast is hij ruim op tijd begonnen met het leren van de lesstof. Ten slotte heeft hij een oefentoets gemaakt.
timer
2:00

Slide 16 - Slide

Tegenstelling

Een tegenstelling geeft aan dat zaken worden genoemd die elkaars tegenovergestelde zijn.

Signaalwoorden: maar, echter, toch, daarentegen, integendeel.

Slide 17 - Slide

Voorbeeld tegenstellend verband
Walrussen leven rond de Noordpool, maar kort geleden werd er een exemplaar op een zandplaat in de Waddenzee gespot. 

Slide 18 - Slide


Toelichting

Bij een toelichting/uitleg wordt extra informatie (een uitleg of een voorbeeld) gegeven over een onderwerp. 

Signaalwoorden: bijvoorbeeld, zo, op deze manier, als, zoals, denk aan, neem nou etc.

Slide 19 - Slide

Voorbeeld toelichtend verband
Er zijn verschillende vakmensen bij het maken van een game betrokken, zoals tekenaars, programmeurs en geluidstechnici.

Slide 20 - Slide

Lezen
Een tekstverband is een verband tussen alinea's, zinnen en woorden. Je herkent ze aan de signaalwoorden. 
1. Tegenstellend tekstverband
2. Chronologisch tekstverband
3. Opsommend tekstverband
4. Toelichtend tekstverband (voorbeeld)

Slide 21 - Slide

Tegenstelling
Er worden tegenovergestelde zaken genoemd:

Zij heeft wil nieuwe kleren, maar ze heeft geen geld meer.

Signaalwoorden: maar, tegenover, daarentegen, toch, echter, hoewel,  enz.

Slide 22 - Slide

Chronologisch verband
Een chronologisch verband geeft de tijdsvolgorde van gebeurtenissen aan.

Signaalwoorden: Nu, straks, toen, morgen, daarna etc. 
Voorbeeld:

Vroeger hield ik nooit van wandelen, nu ben ik er dol op.

Slide 23 - Slide

Opsomming
In een opsommend verband worden dingen achter elkaar opgenoemd.

Eerst moet ik mijn huiswerk maken. Bovendien moet ik een uittreksel schrijven en ook nog mijn kamer opruimen." 

Signaalwoorden: ten eerste, bovendien, niet alleen, verder, enz.

Slide 24 - Slide

Toelichting
In een toelichtend verband wordt extra informatie gegeven bij een onderwerp, vaak in de vorm van een voorbeeld.

Ik ben gek op taarten, zoals appel- of perentaart.

Signaalwoorden: bijvoorbeeld, zo, als, zoals, denk aan, neem nou

Slide 25 - Slide

Tekstverbanden
Tussen woorden, zinnen en alinea's bestaat een verband. Dit noemen we een tekstverband.
Zonder tekstverbanden is je tekst niet 'stevig'.

Slide 26 - Slide

Welke tekstverbanden ken je nog?

Slide 27 - Open question

De tekstverbanden:
1. Chronologisch tekstverband
2. Opsommend tekstverband
3. Tegenstellend tekstverband
4. Toelichtend tekstverband
5. Concluderend tekstverband
6. Doel-middelverband
7. Oorzakelijk verband
8. Redengevend verband
9. Samenvattend verband
10. Vergelijkend verband



Slide 28 - Slide

Chronologisch verband
geeft de gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde aan.
Gisteren zijn we eerst naar de supermarkt gegaan om boodschappen te doen. 

Slide 29 - Slide

Chronologisch verband 
Signaalwoorden

daarna, dan, eens, eerst, inmiddels, intussen, later, nadat, nu, ooit, terwijl, toen, uiteindelijk, vervolgens, voordat, vroeger
Voorbeeld

Toen we terugkwamen van vakantie, bleek dat er was ingebroken

Slide 30 - Slide

Conclusie
trekt de auteur een conclusie uit eerdere informatie in de tekst.

Kortom, stop met vapen, want dan ben je veel cooler. 

Slide 31 - Slide

conclusie
al met al, concluderend, daarom, dat houdt in, dus, kortom 

Slide 32 - Slide

Opsomming
worden bepaalde zaken achter elkaar beschreven.

Slide 33 - Slide

Opsomming
bovendien, daarnaast, en, niet alleen ... (maar) ook, om te beginnen, ook (nog), ten eerste, ten tweede, ten slotte, verder, vervolgens

Ik vind dat we hier goed naar moeten kijken. Ten eerste heeft het invloed op de sfeer in de klas. Bovendien zorgt het voor veel onrust. 

Slide 34 - Slide

Tegenstelling
laat tegenovergestelde zaken zien.

Slide 35 - Slide

Tegenstelling
aan de ene kant … aan de andere kant, (daar staat) tegenover, daarentegen, echter, hoewel, maar, ofschoon, ondanks dat, toch

Hoewel de Tweede Kamer hier nog over moet debatteren, lijkt er een meerderheid voor dit wetsvoorstel te zijn.

Slide 36 - Slide

Toelichting
wordt extra informatie bij een onderwerp gegeven, vaak in de vorm van een voorbeeld.

Slide 37 - Slide

Toelichting
als, bijvoorbeeld, denk (maar) aan, neem nou, zo, zoals


Dat hebben we in het verleden al eerder gezien. Denk maar aan 9/11. 


Slide 38 - Slide

Toch vrezen wij voor onze banen.
Welk tekstverband is het?
A
Chronologisch
B
Samenvattend
C
Tegenstellend
D
Opsommend

Slide 39 - Quiz

Ter illustratie wil ik u het volgende laten zien.
Welk tekstverband is dit?
A
Toelichtend
B
Opsommend
C
Tegenstellend
D
Chronologisch

Slide 40 - Quiz

Slide 41 - Video