Hoofdstuk 5. Planten, paragraaf 5.4. Voortplanting

Welkom allemaal!
Paragraaf 5.4. Voortplanten
1 / 17
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom allemaal!
Paragraaf 5.4. Voortplanten

Slide 1 - Slide

Waar gaan we het vandaag over hebben?
  • Waarvoor krijgen planten bloemen?
  • Hoe komt stuifmeel op de stamper?
  • Hoe ontstaan zaden?
  • Hoe voeden zaden zich?
  • Hoe worden zaden verspreid?
  • Wat gebeurt er in een plantenleven?

Slide 2 - Slide

Waarvoor krijgen planten bloemen?
  • Bloemen zijn voor de voortplanting van een plant. 
    Voortplanting wil zeggen dat er nieuwe planten ontstaan.
  • Om er achter te komen hoe planten dit doen is het handig om te weten hoe een bloem er uit ziet en wat de onderdelen zijn.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Waarvoor krijgen planten bloemen?
  • Bloembodem: Hierop zitten de andere delen van de bloem vast
  • Kelkbladeren groene blaadjes, die de bloem beschermen tegen kou, uitdroging en beschadiging
  • Nectarkliertjes: kliertjes onder in de bloem, die nectar maken.
  • Nectar: dit is een zoete vloeistof, die insecten zoals vlinders en bijen eten
  • Kroonbladeren: de gekleurde bloemblaadjes, waarmee een plant insecten naar de bloem lokt.
  • Stamper: zit midden in de bloem en is voor de voortplanting
  • Meeldraden: zijn ook voor de voortplanting verantwoordelijk. Ze staan rondom de stamper. 

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Waarvoor krijgen planten bloemen?
  • Een meeldraad bestaat uit een helmknop en de helmdraad. De helmknoppen maken heel veel stuifmeelkorrels. de stuifmeelkorrels zijn de mannelijke voortplantingscellen. dit kan je vergelijken met zaadcellen bij mensen
  • De stamper bestaat uit een stempel, een stijl en een vruchtbeginsel. in het vruchtbeginsel zitten de zaadbeginsels. in elk zaadbeginsel zit één eicel. De eicellen zijn de vrouwelijke voortplantingscellen, dit kan je weer vergelijken met eicellen bij de mens. 

Slide 7 - Slide

Hoe komt stuifmeel op de stamper?
  • De voortplanting begint bij de bestuiving. hierbij gaat stuifmeel van de meeldraden van één bloem naar de stamper van een andere bloem die dezelfde soort is. dit heet kruisbestuiving.
  • Soms komt het stuifmeel op de bloemen
     van dezelfde plant, dat heet zelfbestuiving. 

Slide 8 - Slide

Hoe komt stuifmeel op de stamper?
  • Stuifmeel komt van één plant op de andere plant door:
    1. insecten: Planten met opvallende en geurende bloemen lokken insecten voor bestuiving. Wanneer het insect nectar eet raakt hij met zijn lichaam de meeldraden aan en er blijft stuifmeel hangen op zijn lichaam. wanneer hij vervolgens bij een andere bloem nectar gaat eten komt het stuifmeel op de stamper terecht. de bloemen die dit gebruiken heten insectenbloemen.
    2. de wind: Bij windbloemen neemt de wind het stuifmeel mee. windbloemen zijn minder opvallend dan insectenbloemen omdat ze geen insecten hoeven aan te trekken.  

Slide 9 - Slide

Hoe ontstaan zaden?
  • Na de bestuiving moet een stuifmeelkorrel vanaf de stempel bij de eicel onder in het vruchtbeginsel komen. Pas dan ontstaat er een vrucht met zaden. Op de volgende dia kan je zien hoe dit in zijn werk gaat.
    1. Na de bestuiving zitten de stuifmeelkorrels op de stempel.
    2. Uit een stuifmeelkorrel groeit een stuifmeelbuis door de stijl naar het vruchtbeginsel
    3. In het vruchtbeginsel zitten de zaadbeginselen met één eicel. de celkern van een stuifmeelkorrel zakt door het buisje tot in een van de eicellen.
    4. Nu smelten de celkernden van de eicel en de stuifmeelkorrel samen tot één nieuwe celkern. Dat heet bevruchting. 
    5. Na de bevruchting verschrompelt de kroon-en kelkbladeren en groeit het vruchtbeginsel uit tot een vrucht. 

Slide 10 - Slide

Hoe ontstaan zaden?

Slide 11 - Slide

Hoe voeden zaden zich?
  • Als een zaadje uitgroeit tot een jong plantje heeft het voedingsstoffen nodig. (in bron 9 in Nectar zie je waar deze vandaan komen). 
  • Het zaadbeginsel krijgt voedingsstoffen via de navelstreng. Elk zaadbeginsel zit met een steel vast aan het vruchtbeginsel. hierdoor gaan de voedingsstoffen van de moederplant naar de bevruchte eicel. 
  • Rondom de kiem zit reservevoedsel, de zaadlobben van het zaadje. Dit gebruikt hij om te ontkiemen.
  • De kiemplant maakt voedingsstoffel zelf. Als het kiemworteltje voldoende gegroeid is, neemt het water en mineralen uit de bodem op. Hierna ontstaat een stengeltje met een blaadje waardoor het plantje kan beginnen met het maken van glucose. 

Slide 12 - Slide

Hoe worden zaden verspreid?
  • Als zaden vlak bij de moederplant terecht komen, krijgen ze niet genoeg water en licht. Daarom is zaadverspreiding noodzakelijk. 
  • zaadverspreiding kan op drie verschillende manieren gebeuren, namelijk:
    1. De wind neemt de zaden mee als de vruchten met zaden licht zijn. (paardenbloem)
    2. Sommige vruchten zijn stekelig waardoor ze kunnen blijven hangen in de vacht of veren van verschillende dieren. Ook kunnen vruchten opgegeten worden waarna de zaden worden uitgepoept, hierdoor komen de zaden in de grond terecht. 
    3. Door de plant zelf, doordat de vruchten openknappen wanneer ze rijp zijn. de zaden kunnen dan tot wel vier meter ver weggeschoten worden.

Slide 13 - Slide

Wat gebeurt er in een plantenleven?
  • In dit hoofdstuk heb je geleerd wat er gebeurt in een plantenleven. 
    1. De zaden ontkiemen, er groeien nieuwe planten uit.
    2. Het jonge plantje groeit uit tot een volwassen plant.
    3. Uit de bloemen ontstaan vruchten en zaden.
    4. De zaden worden verspreid. Na de voortplanting gaat de plant dood.
  • Dit gebeurt steeds opnieuw, telkens in dezelfde volgorde. Zo'n kring van gebeurtenissen in een vaste volgorde van een organisme noem je een levenscyclus. 

Slide 14 - Slide

Een levenscyclus van een plant

Slide 15 - Slide

Wat gebeurt er in een plantenleven?
  • Hoelang een plant leeft verschilt per soort. 
    Eenjarige planten ontkiemen in het voorjaar waarna ze in de winter weer sterven.
    Tweejarige planten ontkiemen en groeien in het eerste jaar. in het tweede jaar bloeien ze en vormen ze zaden waarna de plant sterft.
    Meerjarige planten ontkiemen in het voorjaar, bloeien in de zomer en vormen zaden in de herfst. In de winter sterven de bovengrondse delen af. Elk voorjaar loopt de plant weer uit.
    Houtachtige planten, zoals bomen en struiken ontkiemen in het voorjaar uit een zaad. Eerst groeien ze een aantal jaren tot een struik of boom. Daarna bloeien ze jaarlijks en maken ze zaden. Ze groeien door en kunnen heel oud worden.

Slide 16 - Slide

Huiswerk voor volgende keer
  • Maken van alle opdrachten van paragraaf 5.4. in Nectar.

Slide 17 - Slide