H.1-Persoonlijk+ bezittelijk voornaamwoord-havo2

Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?


Oftewel, wat is het doel van deze les?


Na deze les weet je hoe je persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden kunt herkennen.




1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsMiddelbare schoolhavoLeerroute HLeerroute 2Leerjaar 1

This lesson contains 10 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?


Oftewel, wat is het doel van deze les?


Na deze les weet je hoe je persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden kunt herkennen.




Slide 1 - Slide

Voornaamwoorden zijn woorden die verwijzen naar personen, dieren of andere zelfstandige dingen.
Er zijn verschillende soorten voornaamwoorden.

 
Een persoonlijk voornaamwoord (pers.vnw) duidt een persoon, dier of ding aan: zij verloren de wedstrijd; pas op, hij bijt!; ik heb het op tafel gelegd.

Slide 2 - Slide

Een bezittelijk voornaamwoord (bez.vnw) geeft aan van wie iets is. Het staat altijd vóór het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort: jullie tuin, ons feest, jouw beste vriend.

Bekijk het schema (blz. 30) in je boek en gebruik het straks bij je opdrachten.

Slide 3 - Slide

In het schema zie je dat je, haar, ons, jullie en hun zowel persoonlijk als bezittelijk voornaamwoord kunnen zijn. 
Je kunt de woordsoort bepalen door het woord te vervangen door hij, hem of zijn.

Slide 4 - Slide

Een persoonlijk voornaamwoord kun je vervangen door hij of hem.
– Is dit volbloedpaard van jullie? → Is dit volbloedpaard van hem? → jullie = pers.vnw


Een bezittelijk voornaamwoord kun je vervangen door zijn.
– Dat is haar verrekijker. → Dat is zijn verrekijker. → haar = bez.vnw

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Link

Even checken. Wie vertelt mij nog even wat we zojuist hebben gehoord?


Geen vingers, ik geef de beurt aan ..............................................

Slide 7 - Slide

H2A-2021

Slide 8 - Slide

                                          H2B-2021

Slide 9 - Slide

Lees nu zelf de theorie op blz. 30 nog eens goed na en gebruik bij het maken van de opdrachten het schema.

Maken:
blz. 30
Startopdr. + 
opdracht 1 t/m 4




Slide 10 - Slide