Grammatica woordsoorten 2.7

   2.7 Grammatica       Welkom
Op je tafel:
Laptop/boek
schrift Nederlands



 Woordsoorten
1 / 54
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 54 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

   2.7 Grammatica       Welkom
Op je tafel:
Laptop/boek
schrift Nederlands



 Woordsoorten

Slide 1 - Slide

Planning
  • Lesdoelen
  • Wat weet je al?
  • Uitleg + aantekeningen
  • Maken
  • Lesdoelen check

Slide 2 - Slide

Lesdoelen
Aan het einde van de les kun je...
  • de woordsoorten zelfstandig naamwoord, lidwoord en werkwoord benoemen.


Slide 3 - Slide

Wat weet je al?


  • Maken: instapopdracht 1 en 2
timer
10:00

Slide 4 - Slide

Wat zijn woordsoorten?
Bij woordsoorten benoem je elk woord in een zin...

Slide 5 - Slide

Voorbeeld van een zelfstandig naamwoord

Slide 6 - Mind map

2.7 Aantekeningen zelfstandig naamwoord (zn)
Een zelfstandig naamwoord (zn) is een woord voor:
• mensen: leerlingen, tante
• dieren: hamster, koe
• planten: tulp, eik
• dingen: fietsband, mobieltje

Zelfstandige naamwoorden kun je vaak (maar niet altijd!):
• in het meervoud zetten: schilderij – schilderijen
• verkleinen: schilderij – schilderijtje

Vóór een zelfstandig naamwoord kun je meestal een lidwoord zetten:
schilderij – het schilderij



en ook voor:
• namen: Eindhoven, Sarah
• begrippen: liefde, respect

Slide 7 - Slide

Wat zijn zelfstandige naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 8 - Quiz

Wat zijn de zelfstandig naamwoorden in de volgende zin:
De docent heeft haar kerstboom al opgezet.

Slide 9 - Open question

Wat is GEEN zelfstandig naamwoord?
A
paard
B
school
C
liefde
D
mooi

Slide 10 - Quiz

Lesdoelen
Aan het einde van de les kun je...
  • de woordsoorten zelfstandig naamwoord, lidwoord en werkwoord benoemen.


Slide 11 - Slide

Maken 2.7
Opdracht 3 t/m 7
timer
15:00

Slide 12 - Slide

Lesdoelen check

Slide 13 - Slide

   2.7 Grammatica       Welkom
deel 2
Op je tafel:
Laptop/boek
schrift Nederlands



 Woordsoorten

Slide 14 - Slide

Planning
  • Lesdoelen
  • Herhaling - spel zelfstandig naamwoord
  • Uitleg lw en ww
  • Maken
  • Lesdoelen check

Slide 15 - Slide

Lesdoelen
Aan het einde van de les kun je...
  • de woordsoorten zelfstandig naamwoord, lidwoord en werkwoord benoemen.


Huiswerk af? 3 t/m 7

Slide 16 - Slide

Herhaling

Slide 17 - Slide

Woordslinger
Ga als volgt te werk:
• Maak groepjes van drie of vier. Kies wie er begint.
• De eerste noemt een zelfstandig naamwoord, bijvoorbeeld fiets. Controleer samen of dit echt een zelfstandig naamwoord is.
• De volgende noemt een ander zelfstandig naamwoord dat begint met de laatste letter van het vorige woord, bijvoorbeeld snoep (fiets – snoep).
• Als iemand een woord noemt dat géén zelfstandig naamwoord is, is hij af. De groep gaat dan verder. Wie blijft er als laatste over?

Slide 18 - Slide

Voorbeeld van een lidwoord

Slide 19 - Mind map

Aantekeningen Lidwoord (lw)
Er zijn drie lidwoorden: de – het – een

Een lidwoord (lw) staat nooit alleen. Het lidwoord staat altijd voor het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort.

De lidwoorden de en het zijn bepaalde lidwoorden.
Je gebruikt ze als het duidelijk is wat of wie je bedoelt: de jongen, het plan, de fiets.
Het lidwoord een is een onbepaald lidwoord.
Je gebruikt het als niet duidelijk is wat of wie je precies bedoelt: een jongen, een plan, een fiets.

Het meisje gaf de prachtige ketting aan een goede vriendin.




Slide 20 - Slide

Schrijf de zn en lw uit de volgende zin op:

5 december is het pakjesavond.
Noteer als volgt:
zn: ...
lw: ...

Slide 21 - Open question

Voorbeelden van werkwoorden...

Slide 22 - Mind map

Aantekeningen werkwoord
Een werkwoord is een doe-woord. Het zegt wat iets of iemand doet of wat er gebeurt. Werkwoorden zijn bijvoorbeeld: kiezen, staan, moeten, opruimen, hebben. Deze vorm noemen we het hele werkwoord.

In een zin kan de vorm van het werkwoord veranderen.
• hele werkwoord: kiezen
• vormen van het werkwoord: kies, kiest, koos, kozen, gekozen

Slide 23 - Slide

Wat zijn de werkwoorden in de volgende zin:

Mevrouw Hooi kan niet wachten tot het kerst is.

Slide 24 - Open question

Benoem zn, lw en ww in de volgende zin:

Mijn tante heeft de bloemen buiten gezet.

Noteer als volgt:
zn: ...
lw: ...
ww: ...

Slide 25 - Open question

Maken 2.7

Opdracht 8 t/m 18

Klaar? Werk verder.
Kijk goed naar de leertekst
timer
15:00

Slide 26 - Slide

Lesdoelen check

Slide 27 - Slide

Zelfstandig naamwoord
A
mensen, planten, dieren, dingen
B
mensen, planten, dieren, lidwoorden
C
mensen en dieren
D
mensen, lidwoorden

Slide 28 - Quiz

Schrijf alle zn, lw en ww op uit de volgende zin:

Sinterklaas gaat weer terug naar Spanje.

Slide 29 - Open question

Lidwoorden zijn...

Slide 30 - Open question

   2.7 Grammatica       Welkom
deel 3
Op je tafel:
Laptop/boek
schrift Nederlands



 Woordsoorten

Slide 31 - Slide

Planning
  • Lesdoelen
  • Herhaling
  • Uitleg 
  • Maken
  • Lesdoelen check

Slide 32 - Slide

Lesdoelen
Aan het einde van de les kun je...
  • de woordsoorten zelfstandig naamwoord, lidwoord en werkwoord benoemen.


Slide 33 - Slide

Benoem zn, lw en ww in de volgende zin:

Ik heb de beste cadeaus gekregen van Sinterklaas.

Slide 34 - Open question

2.7 Aantekeningen zelfstandig naamwoord (zn)
Een zelfstandig naamwoord (zn) is een woord voor:
• mensen: leerlingen, tante
• dieren: hamster, koe
• planten: tulp, eik
• dingen: fietsband, mobieltje

Zelfstandige naamwoorden kun je vaak (maar niet altijd!):
• in het meervoud zetten: schilderij – schilderijen
• verkleinen: schilderij – schilderijtje

Vóór een zelfstandig naamwoord kun je meestal een lidwoord zetten:
schilderij – het schilderij



en ook voor:
• namen: Eindhoven, Sarah
• begrippen: liefde, respect

Slide 35 - Slide

2.7 Aantekeningen Lidwoord (lw)
Er zijn drie lidwoorden: de – het – een

Een lidwoord (lw) staat nooit alleen. Het lidwoord staat altijd voor het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort.

De lidwoorden de en het zijn bepaalde lidwoorden.
Je gebruikt ze als het duidelijk is wat of wie je bedoelt: de jongen, het plan, de fiets.
Het lidwoord een is een onbepaald lidwoord.
Je gebruikt het als niet duidelijk is wat of wie je precies bedoelt: een jongen, een plan, een fiets.

Het meisje gaf de prachtige ketting aan een goede vriendin.




Slide 36 - Slide

2.7 Aantekeningen werkwoord
Een werkwoord is een doe-woord. Het zegt wat iets of iemand doet of wat er gebeurt. Werkwoorden zijn bijvoorbeeld: kiezen, staan, moeten, opruimen, hebben. Deze vorm noemen we het hele werkwoord.

In een zin kan de vorm van het werkwoord veranderen.
• hele werkwoord: kiezen
• vormen van het werkwoord: kies, kiest, koos, kozen, gekozen

Slide 37 - Slide

Maken 2.7

Opdracht 18 t/m 24

Klaar? Test jezelf! Versterk jezelf! NUMO.
Kijk goed naar de leertekst
timer
20:00

Slide 38 - Slide

Lesdoelen check

Slide 39 - Slide

Wat is een zn?
Welke regel(s) pas altijd je toe om het te vinden?
A
-Je kunt het in meervoud zetten Je kunt het woord verkleinen
B
-Je zet er de/het/een voor -Je controleert of het een naam is met hoofdletter
C
Het is een mens-dier-plant-ding
D
-Het geeft een kenmerk aan -Het is een mens-dier-ding

Slide 40 - Quiz

Welke woordsoort is dit:
denk - vind - ga - merk op - vervangen - ijsberen - mocht - verving
A
lw
B
ww
C
zn
D
bn

Slide 41 - Quiz

Welke woordsoort is dit?
tuin - geluk - vrede - wolk - begonia - Wanda - Ghana - HVC - varken
A
lw
B
ww
C
zn
D
bn

Slide 42 - Quiz

Hoeveel ww staan er in deze zin:
Deze medaille zouden we verdiend moeten hebben.
A
1
B
3
C
2
D
4

Slide 43 - Quiz

Lesdoelen check

Slide 44 - Slide

De meester is een handige man.
Benoem zn, lw en ww

Slide 45 - Open question

Mag ik ook drinken?
wat voor woordsoort is 'drinken'?

Slide 46 - Open question

Is een werkwoord een woordsoort?

Slide 47 - Open question

Is 'zijn' een werkwoord of geen werkwoord?
A
werkwoord
B
geen werkwoord

Slide 48 - Quiz

Wat voor woordsoort is marathon?

Slide 49 - Open question

Noteer elk woordsoort dat we tot nu toe behandeld hebben en schrijf bij elk woordsoort een woord dat daar bij hoort.

Let op: geen lossen woordsoorten of woorden!!!

Slide 50 - Open question

Wat zijn 'de, het, een' voor woordsoorten?

Slide 51 - Open question

ZN?
A
regenbui
B
douchen
C
honderd
D
hem

Slide 52 - Quiz

Benoem de woordsoorten:
Woordsoorten zijn lastig.

'Woordsoorten' is
A
zn
B
ww
C
bn
D
lw

Slide 53 - Quiz

Wat is geen zn?
A
bladeren
B
Marco
C
Azië
D
mooie

Slide 54 - Quiz