'Ik moet dit doen', je leerboek, je schrift en je etui.
Nederlands
timer
5:00
1 / 37
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1
This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Grammatica
1. Stop je telefoon in de telefoontas.
2. Ga op je plek zitten en leg op tafel:
'Ik moet dit doen', je leerboek, je schrift en je etui.
Nederlands
timer
5:00
Slide 1 - Slide
Wat gaan we doen?
1. Lezen: Eigen leesboek
2. Startopdracht en terugblik ww, lw en zn
3. Uitleg - bijvoeglijk naamwoorden
(+ uitleg over het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord voor de TL-HAVO)
4. Aan de slag + opdrachten bespreken
5. Lesdoel controleren
6. Lezen: Ik moet dit doen
7. Begrijpend lezen: leestekst voor toets M&N
8. Afronden en opruimen
Slide 2 - Slide
Lezen
timer
10:00
Slide 3 - Slide
Leerdoelen
1. Je kunt uitleggen wat een bijvoeglijk naamwoord is.
3. Je kunt een bijvoeglijk naamwoord herkennen in een zin.
Slide 4 - Slide
Startopdracht
Je ziet zometeen steeds een woord op het bord. Maak met dit woord een zin waarin je:
* één (of meer) werkwoord(en) gebruikt
* een onbepaald lidwoord gebruikt
* een bepaald lidwoord gebruikt
* één (of meer) zelfstandig naamwoord(en) gebruikt
extra: gebruik een bijvoeglijk naamwoord.
Slide 5 - Slide
Maak een zin met het woord: gamen
Gebruik een olw, bl, ww en zn.
Slide 6 - Open question
Maak een zin met het woord: hebben
Gebruik een olw, bl, ww en zn.
Slide 7 - Open question
Maak een zin met het woord: een
Gebruik een olw, bl, ww en zn.
Slide 8 - Open question
Werkwoord
Soms staan er meer werkwoorden in een zin.
Hij heeft een rondje gelopen.
Wij zullen morgen gaan zwemmen.
Alle woorden die je kunt veranderen, zijn werkwoorden.
Slide 9 - Slide
Zelfstandige naamwoorden
Mensen, dieren dingen.
Voor een zelfstandig naamwoord kan je een lidwoord zetten.
Namen zijn ook zelfstandige naamwoorden. Suzanne en Zwolle zijn dus zelfstandige naamwoorden.
Slide 10 - Slide
Lidwoord
Er zijn 3 lidwoorden: de, het en een
Let op bij het!!
Alleen als er een zelfstandig naamwoord bij staat, is het een lidwoord.
Het regent --> geen lidwoord.
Het rode kleedje ligt op de grond --> wel lidwoord.
Slide 11 - Slide
Het bijvoeglijk naamwoord
Het bijvoeglijk naamwoord
Slide 12 - Slide
Bijvoeglijke naamwoorden
Je gebruikt een bijvoeglijk naamwoord om iets of iemand te beschrijven.
bijvoorbeeld: Het grote huis
grote is het bijvoeglijke naamwoord
Slide 13 - Slide
Dus....
In het grote huis moet veel worden schoongemaakt.
In = voorzetsel moet = werkwoord
het = lidwoord worden = werkwoord
grote = bijvoeglijk naamwoord schoongemaakt = werkwoord
huis = zelfstandig naamwoord
Slide 14 - Slide
Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
A
aardappel
B
het
C
geweldige
D
gescoord
Slide 15 - Quiz
Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
A
Temperatuur
B
aarde
C
is
D
zorgelijk
Slide 16 - Quiz
Wat is GEEN bijvoeglijk naamwoord?
A
groene
B
sterke
C
man
D
boze
Slide 17 - Quiz
Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten? Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten hoef je te gebruiken.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
werkwoord
De
dj
draait
op
het
festival.
leuke
Slide 18 - Drag question
Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten?Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten
hoef je te gebruiken.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
werkwoord
Op
maandag
zit
Naomi
aan
de
kassa.
Slide 19 - Drag question
Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten? Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten hoef je te gebruiken.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
werkwoord
De
kabouter
zit
op
een
paddenstoel
grote
Slide 20 - Drag question
Aan het werk!
Maak de opdrachten van grammatica, BN.
De eerste vijf minuten zelfstandig in stilte. Gaat dit goed? Daarna fluisterend overleggen.
Klaar? Lezen in je leesboek.
timer
10:00
Hierna volgt de TL-uitleg voor alle geïnteresseerden...
Slide 21 - Slide
Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord vertelt je van welk materiaal iets gemaakt is. Het woord eindigt bijna altijd op -en.
Slide 22 - Slide
Wat is het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
A
mooie
B
lange
C
vriendelijke
D
metalen
Slide 23 - Quiz
Wat is geen stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
A
Glazen
B
Natte
C
Papieren
D
Stalen
Slide 24 - Quiz
bijvoeglijke naamwoorden
stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
lege
gevulde
metalen
kunststoffen
plastic
Slide 25 - Drag question
geen stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
beroemde
vriendelijke
metalen
ijzeren
enthousiaste
plastic
Slide 26 - Drag question
Wat is het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
Slide 27 - Open question
Geef een voorbeeld van een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
Slide 28 - Open question
Aan het werk!
Maak de opdrachten van grammatica, BN.
De eerste vijf minuten zelfstandig in stilte. Gaat dit goed? Daarna fluisterend overleggen.
Klaar? Lezen in je leesboek.
timer
10:00
Hierna volgt de TL-uitleg voor alle geïnteresseerden...
Slide 29 - Slide
Lesdoel
controleren
De lesdoelen waren...
- Je kunt het bijvoeglijk naamwoord herkennen.
- Je kunt uitleggen wat het bijvoeglijk naamwoord is.
Slide 30 - Slide
Schrijf zo veel mogelijk bijvoeglijk naamwoorden op.
Slide 31 - Mind map
Maak een zin met een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord erin.
Slide 32 - Open question
Maak een zin met twee bijvoeglijk naamwoorden erin.
Slide 33 - Open question
Bespreken
Pak je schrift en je gekleurde pen.
We kijken de opdrachten na.
Zet een krul als je het antwoord goed hebt.
Of: verbeter het antwoord.
Slide 34 - Slide
Lezen
Slide 35 - Slide
Begrijpend lezen
Oriënterend lezen
Markeer de tussenkopjes en opvallende woorden.
Precies lezen
Markeer de woorden die je niet kent en zoek de betekenis op. Maak een begrippenlijst.
Na het precies lezen
Maak een samenvatting (alleen de belangrijkste informatie)