Oefentoets H1 tm 7 versie 2

RECHTSSTAAT H1 - H7
OEFENTOETS
1 / 33
next
Slide 1: Slide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

RECHTSSTAAT H1 - H7
OEFENTOETS

Slide 1 - Slide

toets maat 4ga


  1. 15 meerkeuze vragen
  2. 16-23 open vragen bij een bron
  3. vraag 24 een open vraag; een algemene vraag beantwoorden over de rechtsstaat en daarbij verplicht een aantal kernwoorden gebruiken

Slide 2 - Slide

Het kerndoel van de rechtsstaat is....
A
Burgers inspraak geven
B
Zoveel mogelijk rechten in de wet vastleggen
C
Machtsmisbruik van de overheid voorkomen
D
Zo min mogelijk rechten in de wet vastleggen

Slide 3 - Quiz

Welke omschrijving past bij de definitie van een 'sociaal contract'?
A
Je laat elkaars eigendommen met rust
B
De staat is scheidsrechter en heeft monopolie tot geweld
C
De staat houdt zich aan de wetten die door de burgers zijn vastgesteld
D
A, B en C

Slide 4 - Quiz

Sociaal contract
= afspraken tussen burger en staat waarin ze tot afspraken komen om in natuurlijke vrijheid en gelijkheid te kunnen leven

Slide 5 - Slide

Een staat die zich voornamelijk inzet voor bewaking van de veiligheid van burgers en de noodzakelijke voorwaarden realiseert voor economische groei noemen we
A
Nachtwakersstaat
B
Sociale Rechtsstaat
C
Parlementaire Democratie
D
Economische Rechtsstaat

Slide 6 - Quiz

Recht op onderwijs, recht op werk en recht op gezondheidszorg zijn.....
A
SOCIALE GRONDRECHTEN
B
KLASSIEKE GRONDRECHTEN
C
LIBERALE GRONDRECHTEN
D
ECONOMISCHE GRONDRECHTEN

Slide 7 - Quiz

WELKE STELLING IS JUIST / ONJUIST?

1) Er bestaat geen rangorde in de grondrechten
2) De rechter kijk per geval hoe botstende grondrechten tegen over elkaar worden afgewogen
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
beide zijn juist
D
beide zijn onjuist

Slide 8 - Quiz

WELKE STELLING IS JUIST / ONJUIST?

1) Enerzijds zijn er wetten om het leven geordend te laten verlopen

2) Anderzijds komen rechtsnormen voort uit waarden en normen die de meeste mensen met elkaar delen.
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
beide zijn juist
D
beide zijn onjuist

Slide 9 - Quiz

Wie vormen de vierde macht?
A
De ministers
B
De ambtenaren
C
De media
D
De advocaten

Slide 10 - Quiz

Welke mogelijkheid heeft de OvJ om een zaak zelf af te ronden?
A
SEPONEREN
B
SCHIKKEN
C
A en B
D
geen van allen

Slide 11 - Quiz

WELKE STELLING IS JUIST / ONJUIST?

1) Hoger beroep is een vorm van interne controle van de rechterlijke macht

2) Na het Hoger beroep is er geen mogelijkheid om hier nog tegen in beroep te gaan
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
beide zijn juist
D
beide zijn onjuist

Slide 12 - Quiz

WELKE STELLING IS JUIST / ONJUIST?

1) Als de burger het niet eens is met een uitspraak van de rechter kan hij in Cassatie gaan bij de Hoge Raad

2) Bij het Hoger Beroep wordt de gehele rechtszaak over gedaan
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
beide zijn juist
D
beide zijn onjuist

Slide 13 - Quiz

Wat betekent het voorkomen van 'eigenrichting'?
A
Dat je in een rechtsstaat zelf mag weten hoe je leeft
B
Dat je in een rechtstaat niet voor eigen rechter mag spelen
C
Dat je zelf mag weten hoe je je woning inricht
D
Niet A, B of C

Slide 14 - Quiz

Van welke vorm van schulduitsluiting is hier sprake? (pagina 64)
Iemand die tijdens een psychose met waandenkbeelden iemand aanvalt
A
psychische overmacht
B
noodweerexces
C
ontoerekeningsvatbaarheid
D
afwezigheid van schuld

Slide 15 - Quiz

toets maat 4ga


  1. 15 meerkeuze vragen
  2. 16-23 open vragen bij een bron
  3. vraag 24 een open vraag; een algemene vraag beantwoorden over de rechtsstaat en daarbij verplicht een aantal kernwoorden gebruiken

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Noem 3 rechten die een verdachte in NL heeft waaruit blijkt dat we in NL in een rechtsstaat leven. Noem daarbij ook een kenmerk van de rechtsstaat (p. 55)

Slide 18 - Open question





Bron: de Tijd

Slide 19 - Slide

In NL kennen we de trias politica. Toch overlappen bepaalde machten elkaar. Welke zijn dat in dit artikel en leg uit waarom dat erg of niet zo erg is.
Leg dit uit m.b.v. dit artikel

Slide 20 - Open question

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

controle van rechters
1 ) Controleert wetgevende macht
 -> toetsen aan internationale verdragen  -> regelgeving lagere overheden aan grondwet
 -> NIET landelijke regelgeving toetsen aan  grondwet

2) Controleert uitvoerende macht
 -> bevoegdheden ambtenaren
 -> maatregelen toetsen t.o.v. wetgeving
 -> toetsen op willekeur


Slide 23 - Slide

BRON OP ITSLEARNING
Arrestatie jeugdbende na branden Noordwijk 

Slide 24 - Slide

A) Stel dat er ook een jongen van 11 jaar oud was aangehouden.
Wat voor straf kan de rechter hem opleggen?

Slide 25 - Open question

B) Leg aan de hand van alinea 2 uit wie er meineed kunnen plegen tijdens een rechtszaak.
Gebruik in je uitleg een definitie van meineed.

Slide 26 - Open question

C) Leg aan de hand van bron 3 uit wat klassenjustitie inhoudt.

Slide 27 - Open question

D) Wat voor straf zou de rechter de verdachten opleggen als hij resocialisatie als doelt heeft?
Leg je antwoord uit en betrek je antwoord een definitie van resocialisatie.

Slide 28 - Open question

E) Welke drie machten kent de trias politica?
Welke actoren zie je terug in de bron en bij welke macht horen zij?
Gebruik hiervoor een verwijzing naar alinea 1 tot en met 5.

Slide 29 - Open question

F) Leg aan de hand van een voorbeeld uit alinea 1 tot en met 5 uit wat preventief beleid is.

Slide 30 - Open question

toets maat 4ga


  1. 15 meerkeuze vragen
  2. 16-23 open vragen bij een bron
  3. vraag 24 een open vraag; een algemene vraag beantwoorden over de rechtsstaat en daarbij verplicht een aantal kernwoorden gebruiken

Slide 31 - Slide

Het strafrecht is in beweging. Leg uit waarom je voor meer of minder straffen bent en gebruik hierbij; één voorbeeld van een criminaliteitstheorie (1p), minimaal 1 soort straf (1p), benoem 'wraak en vergelding', afschrikking, voorkomen van eigenrichting en resocialisatie en leg ze uit (4p). (1 punt voor algeheel consistent verhaal)

Slide 32 - Open question

welk cijfer schat je in te gaan halen op de toets?
0-4
4-6
6-8
8-10

Slide 33 - Poll