This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Elasticiteiten!
Een quiz ter herhaling
Slide 1 - Slide
Wat is géén functie van een markt?
A
Vragers en aanbieders van een product bij elkaar brengen.
B
Zorgen dat de consumenten zien wat er te koop is.
C
Zorgen dat er een prijs tot stand komt.
D
Zorgen dat gevraagde en aangeboden hoeveelheid zich aan elkaar aanpassen.
Slide 2 - Quiz
De markt voor mobiele telefonie groeide het afgelopen jaar in een land, gemeten naar de omzet, met 25%. Het marktaandeel van Belmaff Telecom was vorig jaar nog 8% en is dit jaar 12%. Hoeveel procent is de omzet van Belmaff Telecom gestegen?
A
4%
B
50%
C
75%
D
88%
Slide 3 - Quiz
Uitleg
De groei is (nieuw - oud) / oud x 100%
Slide 4 - Slide
Uitleg
De groei is (nieuw - oud) / oud x 100%
Voorheen: 100% (marktomvang) x 8% (marktaandeel) = 8%
Slide 5 - Slide
Uitleg
De groei is (nieuw - oud) / oud x 100%
Voorheen: 100% (marktomvang) x 8% (marktaandeel) = 8%
Naderhand: 125% (gegroeide markt) x 12% (gegroeid marktaandeel) = 15%
Slide 6 - Slide
Uitleg
De groei is (nieuw - oud) / oud x 100%
Voorheen: 100% (marktomvang) x 8% (marktaandeel) = 8%
Naderhand: 125% (gegroeide markt) x 12% (gegroeid marktaandeel) = 15%
De groei is dus = (15 - 8) / 8 x 100% = 88%
Slide 7 - Slide
Ev = _____________________
procentuele verandering van de prijs
procentuele verandering van de gevraagde hoeveelheid
procentuele verandering van het aanbod
absolute verandering van de gevraagde hoeveelheid
absolute verandering van de prijs
absolute verandering van het aanbod
procentuele verandering van het besteedbaar inkomen
absolute verandering van het besteedbaar inkomen
Slide 8 - Drag question
Ey = _____________________
procentuele verandering van de prijs
procentuele verandering van de gevraagde hoeveelheid
procentuele verandering van het aanbod
absolute verandering van de gevraagde hoeveelheid
absolute verandering van de prijs
absolute verandering van het aanbod
procentuele verandering van het besteedbaar inkomen
absolute verandering van het besteedbaar inkomen
Slide 9 - Drag question
Ea = _____________________
procentuele verandering van de prijs
procentuele verandering van de gevraagde hoeveelheid
procentuele verandering van het aanbod
absolute verandering van de gevraagde hoeveelheid
absolute verandering van de prijs
absolute verandering van het aanbod
procentuele verandering van het besteedbaar inkomen
absolute verandering van het besteedbaar inkomen
Slide 10 - Drag question
De afzet van goed B was 5.000 stuks bij een prijs van € 9. De prijs stijgt vervolgens naar € 9,45. De afzet wordt dan 4.600 stuks. De prijselasticiteit van de vraag is:
A
groter of gelijk aan 1.
B
groter dan 0 en kleiner dan 1.
C
groter dan -1 en kleiner dan 0.
D
kleiner of gelijk aan -1.
Slide 11 - Quiz
Uitleg
Prijselasticiteit bereken je door het procentuele verschil in afzet te delen door het procentuele verschil in prijs
Slide 12 - Slide
Uitleg
Prijselasticiteit bereken je door het procentuele verschil in afzet te delen door het procentuele verschil in prijs
De prijsstijging is (nieuw - oud) / oud x 100% ->(9,45-9)/9x100%
Slide 13 - Slide
Uitleg
Prijselasticiteit bereken je door het procentuele verschil in afzet te delen door het procentuele verschil in prijs
De prijsstijging is (nieuw - oud) / oud x 100% ->(9,45-9)/9x100% De Afzetstijging is -8% -> (4.600-5.000)/5.000 x 100%
(ook via (nieuw - oud) / oud x 100%)
Slide 14 - Slide
Uitleg
Prijselasticiteit bereken je door het procentuele verschil in afzet te delen door het procentuele verschil in prijs
De prijsstijging is (nieuw - oud) / oud x 100% ->(9,45-9)/9x100% De Afzetstijging is -8% -> (4.600-5.000)/5.000 x 100%
(ook via (nieuw - oud) / oud x 100%)
-8% / 5% = -1,6
Slide 15 - Slide
Stel dat de prijselasticiteit van de vraag naar fietsen een waarde heeft van -0,8. De huidige afzet van fietsen is in Nederland 400.000 per jaar. De gemiddelde prijs is € 600. Hoeveel moet de prijs(afgerond) worden om de afzet te vergroten tot 480.000 per jaar?
A
€ 450
B
€ 480
C
€ 504
D
€ 547
Slide 16 - Quiz
Uitleg
De afzet dus de vraag moet met 20% stijgen. De prijselasticiteit Ev = d%Q / d%P = -0,8.
Slide 17 - Slide
Uitleg
De afzet dus de vraag moet met 20% stijgen. De prijselasticiteit Ev = d%Q / d%P = -0,8. Dus 20% / X = -0,8 -> 20% = -0,8X -> X = -25%
Slide 18 - Slide
Uitleg
De afzet dus de vraag moet met 20% stijgen. De prijselasticiteit Ev = d%Q / d%P = -0,8. Dus 20% / X = -0,8 -> 20% = -0,8X -> X = -25% De prijs moet dus met 25% dalen, 25% van € 600 = € 150.
Slide 19 - Slide
Uitleg
De afzet dus de vraag moet met 20% stijgen. De prijselasticiteit Ev = d%Q / d%P = -0,8. Dus 20% / X = -0,8 -> 20% = -0,8X -> X = -25% De prijs moet dus met 25% dalen, 25% van € 600 = € 150. De nieuwe prijs is dan € 600 - € 150 = € 450.
Slide 20 - Slide
De fabrikanten van een bepaald type speelgoed zijn er door marktonderzoek achter gekomen dat de vraag naar hun product prijselastisch is. Zij willen graag hun omzet vergroten. Welke maatregel is daartoe het meest geschikt?
A
Bezuinigen op de productiekosten.
B
De productie uitbreiden.
C
De verkoopprijs verhogen.
D
De verkoopprijs verlagen.
Slide 21 - Quiz
De inkomenselasticiteit (Ey) van een product is 0,2. Om wat voor soort product gaat het hier?
A
een inferieur product
B
een luxe product
C
een primair product
D
een normaal product
Slide 22 - Quiz
Huiswerk
Huiswerk voor dinsdag: maak opgave 2.27 en opgave 2.28