Dienstverlening en ProductenMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3
This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Oefentoets module 2
Hoofdstuk 1 t/m 4
Slide 1 - Slide
Uit hoe veel stappen bestaat het communicatieproces?
A
5
B
6
C
7
D
8
Slide 2 - Quiz
Het vertalen van de boodschap zodat je weet wat deze betekent hoort bij:
A
Decoderen
B
Ontvangst
C
Overdracht
D
Opslag
Slide 3 - Quiz
Alicia vraagt aan Matthijs wat hij dit weekend gaat doen. Matthijs zegt dat hij zaterdag gaat voetballen. Het reageren op de boodschap noemen we:
A
Coderen
B
Terugkoppelen
C
Decoderen
D
Ontvangen
Slide 4 - Quiz
Harry schrijft een brief aan de gemeente. Dit is een vorm van
A
Verbale &
online communicatie
B
Verbale &
offline communicatie
C
Non-verbale &
online communicatie
D
Non-verbale &
offline communicatie
Slide 5 - Quiz
Interne ruis is ruis die van buiten komt
A
Juist
B
Onjuist
Slide 6 - Quiz
Een verschil in kennisniveau tussen mensen kan leiden tot externe ruis
A
Juist
B
Onjuist
Slide 7 - Quiz
Maria twijfelt over wat de beste manier is waarop zij aan haar werknemer moet vertellen dat hij ontslagen is. Maria twijfelt over:
A
De boodschap
B
De doelgroep
C
Het medium
D
De overdracht
Slide 8 - Quiz
Interne communicatie
Externe communicatie
Elke dinsdag wordt er vergadert over het werk
Het bedrijf promoot hun nieuwe product in alle bushokjes
Alle klanten krijgen eens per maand een nieuwsbrief
Ilias is vader geworden en zet dit in het dagbericht.
Slide 9 - Drag question
Het beeld dat mensen bij een bedrijf hebben noemen we:
A
Het imago
B
Public relations
C
Promotie
D
De boodschap
Slide 10 - Quiz
Een open gesprek waarin leerpunten besproken worden is een voorbeeld van een:
A
Functioneringsgesprek
B
Beoordelingsgesprek
C
Werkoverleg
D
Externe communicatie
Slide 11 - Quiz
Jij bent eigenaar van een kledingzaak voor jongeren. Je past je reclame goed aan aan je doelgroep. Wat is een doelgroep?
A
De bezoekers die online op de site komen
B
De bezoekers die in de online webshop artikelen bestellen.
C
Een groep klanten in de verkoopruimte
D
Een groep mogelijke klanten waar jouw winkel zich op richt.
Slide 12 - Quiz
Voor jullie klassenuitje ben je aan het nadenken over welke activiteit leuk is voor jullie klas. Dit hoort bij de W van:
A
Wie
B
Wat
C
Waar
D
Waarom
Slide 13 - Quiz
Het moet opvallend en aantrekkelijk zijn. Het geeft korte informatie over iets wat komen gaat. Deze omschrijving past bij een:
A
Poster
B
Flyer
C
Advertentie
D
Folder
Slide 14 - Quiz
Wel
Niet
De locatie van de winkel
Het inpakpapier
Het uiterlijk van de winkel
Het briefpapier
Slide 15 - Drag question
Je verdiepen in je doelgroep om achter de behoeften en wensen van je doelgroep te komen hoort bij:
A
Bepaling Doelgroep
B
Oriëntatie doelgroep
C
Bewerking doelgroep
Slide 16 - Quiz
Een ondernemer wil een speelgoedwinkel beginnen. Hij gebruikt lichte, vrolijke kleuren om het voor kinderen aantrekkelijk te maken. Bij welke P hoort dit?
A
Promotie
B
Presentatie
C
Product
D
Personeel
Slide 17 - Quiz
Het verschil tussen goederen en diensten is dat diensten tastbaar zijn en goederen niet
A
Juist
B
Onjuist
Slide 18 - Quiz
Geef 2 voorbeelden van een exclusieve prijsstelling
Slide 19 - Open question
Je plaatst een foto op instagram over de opening van je winkel.
Je gebruikt lichte en vrolijke kleuren in combinatie met lettertype Arial om zo je doelgroep aan te spreken
Je bent aan het nadenken wat je wilt verkopen in je winkel
Je hebt in de omgeving gekeken en besluit jouw producten net wat goedkoper te maken dan de concurrentie.
Naast jouzelf is Yusef in dienst als verkoper.
Je winkel is gevestigd in een nieuw en groeiend dorp, waar veel ouders met jonge kinderen wonen.