4M 10.6 Het Hormoonstelsel

1 / 52
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 52 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Startopdracht 

Zelfstandig stil (Zs)

timer
2:00

Slide 2 - Slide






Antwoord = F





Slide 3 - Slide

Prikkel
Zintuig
Gevoelszenuwcel
Bewegings-zenuwcel
Schakelcellen
Schakelcellen
Schakelcellen
Reactie
Bewuste reactie
De weg van een bewuste reactie en een reflex
Reflex

Slide 4 - Slide

Programma
  • Leerdoelen
  • Uitleg basisstof 6 --> Het hormoonstelsel
  • Video hypofyse --> ongeveer 1 minuut
  • Video diabetes --> 1.5 minuten
  • Oefening Glucose regeling in lichaam
  • Opdrachten maken
  • Afsluiting --> leerdoelen checken

Slide 5 - Slide

Regeling
10.1 Het zenuwstelsel
10.2 Zenuwcellen en zenuwen
10.3 Het ruggenmerg
10.4 De hersenen
10.5 De weg die impulsen afleggen
10.6 Het hormoonstelsel

Slide 6 - Slide

Leerdoelen 10.6
  • Je kunt de bouw en functie van het hormoonstelsel beschrijven en je kunt in een afbeelding de belangrijkste hormoonklieren benoemen.
  • Je kunt de werking beschrijven van hormonen uit de hypofyse en uit de schildklier.
  • Je kunt de werking beschrijven van hormonen uit de eilandjes van Langerhans en uit de bijnieren. 

Slide 7 - Slide

Werking Hormonen
Hersenen regelen werking van alle organen. Ze sturen op twee manieren 'berichten' naar de organen.
  1. Met het zenuwstelsel: impulsen worden via zenuwcellen naar de organen (b.v. spieren) --> snel
  2. Met hormonen: hormonen zijn (regel)stofjes. Deze worden gemaakt in hormoonklieren, afgegeven aan het bloed. Via bloed komen de hormonen bij de organen --> langzame processen



Slide 8 - Slide

Hormoonklieren
Een hormoonklier
maakt hormonen.

Een hormoonklier heeft geen afvoerbuis: geeft hormonen af aan het bloed --> alleen organen die hier gevoelig voor zij reageren hierop.
'normale klier'     hormoonklier

Slide 9 - Slide

Hormoonklieren
Het hormoonstelsel bestaat uit een aantal hormoonklieren.
  • Hypofyse
  • Schildklier
  • Bijnieren
  • Eilandjes van Langerhans
  • Testes/ovaria

Slide 10 - Slide

Belangrijkste hormoonklieren
Regelen langzame, langdurige processen zoals groei en ontwikkeling, voortplanting en stofwisseling. 

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Hypofyse
  1. De hypofyse is een hormoonklier in de hersenen
  2. Het maakt het groeihormoon --> groei botten
  3. De hypofyse beïnvloedt andere hormoonklieren (zoals de geslachtsorganen).

Slide 13 - Slide

Schildklier
  • O.i.v hormoon van hypofyse --> schildklier maakt schildklierhormoon --> stimuleert cellen om glucose te verbranden (= energie maken). 
  • Te weinig schildklierhormoon: Je bent koud / moe en wordt dikker.
  • Te veel schildklierhormoon: Je valt af, rusteloos. 

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

Bijnieren
  • De bijnier ligt boven de nier
  • De bijnier maakt adrenaline

Zorgt voor:
  1. Veel glucose in bloed (dus meer energie)
  2. Hartslag omhoog
  3. Ademhaling omhoog 
  4. Vechten of vluchten

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

Verbranding van glucose:


Slide 18 - Slide

Welke orgaanstelsels spelen een rol bij verbranding?
wordt ver-voerd naar de cellen
daardoor kun je bewegen

ademhalingsstelsel: inademen

ademhalingsstelsel: uitademen

spierstelsel

verteringsstelsel

uitscheidingsstelsel

bloedvatenstelsel

Slide 19 - Drag question

Glucosegehalte in bloed

Het lichaam wil graag altijd hetzelfde niveau van glucose in het bloed.

    Hormonen uit de alvleesklier zorgen hiervoor.

    Slide 20 - Slide

    De eilandjes van Langerhans zijn groepjes cellen in de alvleesklier

    Slide 21 - Slide

    Teveel glucose in het bloed

    Slide 22 - Slide

    Te weinig glucose in het bloed

    Slide 23 - Slide

    Insuline
    • Teveel glucose in je bloed                         --> insuline 

    • Glucose-gehalte gaat omlaag.

    Slide 24 - Slide

    Glucagon
    • Als je te weinig glucose in je bloed hebt wordt er glucagon afgegeven.
    • Glucagon zorgt ervoor dat glycogeen wordt omgezet in glucose.
    • De hoeveelheid suiker in je bloed wordt hoger.
              

    Slide 25 - Slide

    Glucosegehalte stijgt:
    - Veel glucose in je bloed na een maaltijd
    - Alvleesklier produceert insuline
    - Insuline zorgt voor de opslag van glucose: glucose wordt omgezet in glycogeen
    - Glycogeen wordt opgeslagen in de lever en spieren
    - Glucosegehalte in het bloed daalt.




    Glucose gehalte daalt:
    - Weinig glucose in het bloed
    - Alvleesklier maakt het hormoon glucagon aan
    - Glucagon zet glycogeen weer om in glucose
    - De glucose wordt afgegeven aan het bloed
    - Glucosegehalte in het bloed stijgt
    Adrenaline (bijnieren)
    - Snel omzetten van glycogeen in glucose

    Slide 26 - Slide

    Slide 27 - Slide

    Slide 28 - Video

    suiker gehalte in het bloed wordt lager
    glucose gehalte in het bloed wordt hoger
    Insuline. Maakt van glucose: glycogeen. Het suiker gehalte in het bloed wordt lager
    eilandjes van Langerhans in de alvleesklier
    glucagon
    Maakt van glycogeen weer glucose --> suiker gehalte wordt hoger
    lever
    glucose
    glycogeen
    Oefening
    Glucosegehalte in het lichaam

    Slide 29 - Slide

    Antwoorden Opdracht glucose regeling

    Slide 30 - Slide

    Huiswerk

    Lezen: 10.6
    Maken opdracht 1 t/m 3 
    en 5 t/m 7

    Maken: opdrachten samenvattingen basisstoffen

    Herhalen en/of extra oefenen

    Playlist uitlegvideo's


    Slide 31 - Slide

    Leerdoelen 10.6
    • Je kunt de bouw en functie van het hormoonstelsel beschrijven en je kunt in een afbeelding de belangrijkste hormoonklieren benoemen.
    • Je kunt de werking beschrijven van hormonen uit de hypofyse en uit de schildklier.
    • Je kunt de werking beschrijven van hormonen uit de eilandjes van Langerhans en uit de bijnieren. 

    Slide 32 - Slide

    Welke hormonen horen bij welke hormoon klier?
    Groeihormoon
    Schildklierhormoon
    Adrenaline
    Insuline
    Glucagon
    Testosteron
    Oestrogeen

    Slide 33 - Drag question

    Cellen in de alvleesklier 
    die insuline & glucagon maken
    Stoffen in het bloed die de werking van bepaalde organen regelen
    Hormoon dat in de 
    bijnieren wordt gemaakt
    Klieren die adrenaline maken
    Orgaanstelsel in het lichaam dat uit een aantal hormoonklieren bestaat
    eilandjes van Langerhans
    hormonen
    adrenaline
    hormoonstelsel
    bijnieren

    Slide 34 - Drag question

    Welke hormoon zorgt ervoor dat glucose opgeslagen wordt?

    Slide 35 - Open question

    Examenvraag 
    De suikers die bij de afbraak van zetmeel ontstaan, worden vanuit de dunne darm door het bloed naar de lever gevoerd.
    In de lever worden deze suikers omgezet in glycogeen en daarna opgeslagen.

    Waar in het lichaam wordt nog meer veel glycogeen opgeslagen?
    A. in de botten
    B. in de spieren
    C. onder de huid

    Slide 36 - Slide

    Examenvraag antwoord
    De suikers die bij de afbraak van zetmeel ontstaan, worden vanuit de dunne darm door het bloed naar de lever gevoerd.
    In de lever worden deze suikers omgezet in glycogeen en daarna opgeslagen.

    Waar in het lichaam wordt nog meer veel glycogeen opgeslagen?
    A. in de botten
    B. in de spieren
    C. onder de huid

    Slide 37 - Slide

    Iemand legt een blokje ijs in je nek en jouw koudezintuig registreert dit.
    Wat gebeurt er nu in dit zintuig?
    A
    Het zintuig ontvangt de prikkel en stuurt deze weg
    B
    Het zintuig ontvangt de prikkel en maakt een impuls
    C
    Het zintuig ontvangt een impuls en stuurt deze weg
    D
    Het zintuig ontvangt een impuls en maakt een prikkel

    Slide 38 - Quiz

    Gevoelszenuwcel
    Bewegingszenuwcel
    Schakelcel
    Cellichaam ligt buiten centraal zenuwstelsel
    Cellichaam ligt in centraal zenuwstelsel
    geleiden impulsen naar centraal zenuwstelsel
    geleiden impulsen naar spieren en klieren
    geleiden impulsen binnen centraal zenuwstelsel
    geleid impulsen van zintuigcellen
    Cellichaam ligt in centraal zenuwstelsel

    Slide 39 - Drag question

    Welk type zenuwcellen vind je in de gemengde zenuwen?
    A
    Bewegingszenuwcel/ schakelcel
    B
    Bewegingszenuwcel/ gevoelszenuwcel
    C
    Schakelcel/ gevoelszenuwcel

    Slide 40 - Quiz

    Wat is een voorbeeld van een reflex?
    A
    Je steekt je hand uit om iemand te groeten
    B
    Je steekt je hand uit om iets aan te pakken
    C
    Je steekt je hand uit als je valt

    Slide 41 - Quiz

    Wat is een reflexboog?
    A
    De snelheid van reflexen
    B
    Reageren op een prikkel
    C
    Een impuls die spieren of klieren aansturen
    D
    de weg die impulsen bij een reflex afleggen

    Slide 42 - Quiz

    Als er te weinig schildklierhormoon in het bloed zit dan zorgen de hypothalamus en de hypofyse ervoor dat de schildklier ...
    A
    meer schildklierhormoon gaat aanmaken
    B
    minder schildklierhormoon gaat aanmaken
    C
    schildklierhormoon gelijk blijft

    Slide 43 - Quiz

    Het hartritme wordt beïnvloed door de hoeveelheid adrenaline in het bloed.

    Als je bijvoorbeeld schrikt, wordt er meer adrenaline aan het bloed afgegeven. Hierdoor gaat het hart sneller kloppen.

    Door welke klier of klieren wordt adrenaline gemaakt?
    A
    door de hypofyse
    B
    door de bijnieren
    C
    door de schildklier
    D
    door de eilandjes van Langerhans

    Slide 44 - Quiz

    Waar wordt insuline geproduceerd?
    A
    Hypofyse
    B
    Teelbal
    C
    Schildklier
    D
    Eilandjes van Langerhans

    Slide 45 - Quiz

    1. Het hormoonstelsel regelt processen in het lichaam door hormonen af te geven

    2. Het zenuwstelsel regelt processen in het lichaam door impulsen
    A
    beide waar
    B
    beide nietwaar
    C
    1 waar 2 nietwaar
    D
    1 nietwaar 2 waar

    Slide 46 - Quiz

    Door insuline wordt de bloedsuikerspiegel...
    A
    Hoger
    B
    Lager

    Slide 47 - Quiz

    Welk hormoon wordt gemaakt als er te weinig glucose in het bloed zit?
    A
    Insuline
    B
    Glucagon
    C
    Groeihormoon
    D
    Schildklierhormoon

    Slide 48 - Quiz

    Waarom werkt een hormoon alleen op één orgaan terwijl het overal in het bloed is?
    A
    Alleen bepaalde organen zijn gevoelig voor het hormoon.
    B
    Omdat hormonen meestal niet ver van de hormoonklier werken.
    C
    Omdat hormonen niet bij alle organen kunnen komen.

    Slide 49 - Quiz

    Wat is de overeenkomst tussen het zenuwstelsel en het hormoonstelsel?
    A
    Het zijn allebei systemen die iets regelen in het lichaam.
    B
    Ze kunnen allebei prikkels opwekken.
    C
    Ze zijn allebei net zo snel in het regelen van processen.
    D
    De werken allebei met elektronische impulsen.

    Slide 50 - Quiz


    Wat is de functie van hormonen?
    A
    Hormonen verwerken de impulsen die afkomstig zijn van spiercellen
    B
    Hormonen zorgen voor het voedsel van het hormoonstelsel
    C
    Hormonen zorgen voor snelle reacties op prikkels
    D
    Hormonen regelen de werking van weefsels en organen die er gevoelig voor zijn.

    Slide 51 - Quiz


    Hormoonklieren kun je onderscheiden van de andere klieren in het lichaam.
    Bekijk de afbeelding hiernaast. 
    Welke klier is een hormoonklier?


    A
    afbeelding 1
    B
    afbeelding 2

    Slide 52 - Quiz