Spreekwoorden en uitdrukkingen

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Taal: Spreekwoorden

Wat gaan we doen deze les?

- Lesdoelen (1 min.)

- Voorkennis + Introductie nieuw onderwerp (5-8 min.)

- Uitleg begrippen (5 min.)

- Test je kennis! (10 min.) 

- Aan de slag met opdracht 1 t/m 4 op blz. 92 & 93 van je boek (15 min.)

- Opschrijven wat je hebt geleerd vandaag (5 min.)

Lesdoelen

• Je weet aan het einde van de les het verschil tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik.
• Je weet aan het einde van de les wat spreekwoorden en uitdrukkingen zijn. 

Letterlijk en figuurlijk taalgebruik

Spreekwoorden en uitdrukkingen

De begrippen op een rijtje 

- Letterlijk taalgebruik = taalgebruik waarbij je precies bedoelt wat je zegt of schrijft. 

- Figuurlijk taalgebruik = taalgebruik waarbij je iets anders bedoelt dan wat je zegt of schrijft. Een beeld (figuur) maakt de betekenis duidelijk. 

 - Spreekwoord = onveranderlijke hele zin in de tegenwoordige tijd met een figuurlijke betekenis (bevat een bepaalde wijsheid in tegenstelling tot een uitdrukking). 

- Uitdrukking = vaste combinatie van woorden met een figuurlijke betekenis.

Test je kennis!

Je krijgt straks plaatjes te zien van bepaalde spreekwoorden en uitdrukkingen. Aan jullie de vraag om welk spreekwoord of uitdrukking het gaat en wat de betekenis ervan is. 

Let op! Ik wil dat je je vinger opsteekt als je het antwoord weet. We roepen niet door de klas. 

Aan de slag 

Aan de slag met opdracht 1 t/m 4 op blz. 92 & 93 van je boek. 

Let op! Eerst tien minuten in stilte aan het werk. De laatste vijf minuten mag je overleggen. 

Ben je klaar? Steek dan je vinger op. Je kunt aan de slag met een leuke puzzel.

Tot slot (5 min)

Schrijf op een blaadje een (of meer) van de volgende punten op:

- iets wat je hebt geleerd vandaag

- iets waar je trots op bent

- iets wat je leuk vond

Einde van de les

Wacht nog even op de bel en tot de volgende les!