5.2 Waar kun je werken?

3 MAVO
5.2 Waar kun je werken?
1 / 40
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

3 MAVO
5.2 Waar kun je werken?

Slide 1 - Slide

Herhaling lesdoelen 5.1

- Hoe komt een arbeidsovereenkomst tot stand?

- Welke dienstverbanden zijn er mogelijk?

- Wat doet de wet om jou als werknemer te beschermen?



Slide 2 - Slide

Lesdoelen 5.2

- Welke ondernemingsvormen zijn er?
- Hoe is een bedrijf georganiseerd?

- In welke sectoren kun je werken?

Slide 3 - Slide

Arbeidsmotieven

- nuttig zijn

- zinvol bezig

- contacten met anderen

Slide 4 - Slide

Ondernemingsvormen
  • eenmanszaak
  • zelfstandige zonder personeel (zzp-er)
  • vennootschap onder firma (vof)
  • besloten vennootschap (bv)
  • naamloze vennootschap (nv)
  • stichting

Slide 5 - Slide

Eenmanszaak
Er is één eigenaar die zelf de leiding heeft. De eigenaar kan wel
personeel in dienst hebben.

Slide 6 - Slide

Zzp-er
Iemand die werkt zelfstandig, heeft dus een eigen onderneming. Een zzp-er heeft geen personeel en betaalt inkomstenbelasting over de winst.

Slide 7 - Slide

V.o.f.
Vennootschap onder firma: er zijn twee of meer eigenaren (vennoten of firmanten)
die samen de leiding hebben.

Slide 8 - Slide

kenmerken eenmanszaak en v.o.f.
Voor de eigenaren van een eenmanszaak en v.o.f. is de winst hun inkomen. Daarover betalen zij inkomstenbelasting. Dat is een belasting die iedereen over zijn privé-inkomen
moet betalen.

Bij verlies zijn de eigenaren ook privé aansprakelijk.

Slide 9 - Slide

BV en NV
Een bv (= besloten vennootschap) en een nv (= naamloze vennootschap) zijn ondernemingsvormen waarbij het privégeld van de eigenaren en het geld van de onderneming strikt van elkaar gescheiden zijn. De eigenaren zijn aandeelhouders.

Over de winst wordt vennootschapsbelasting betaald.
De aandeelhouders krijgen dividend als er winst gemaakt wordt.

Slide 10 - Slide

Organigram
Een schema dat laat zien hoe een onderneming is georganiseerd.

Slide 11 - Slide

arbeidsverdeling
Ieder zijn eigen taak: werk verdelen over verschillende personen. 

Als iedereen geschikt is voor zijn of haar taak verloopt het werk snel en goed.

Slide 12 - Slide

Er zijn 4 productiesectoren:
  1. Primaire sector: landbouw, mijnbouw en visserij.
  2. Secundaire sector: industrie & bouw.
  3. Tertiaire sector: commerciële dienstverlening (bijv. winkels,)
  4. Quartaire sector: niet-commerciële instellingen. (bijv. scholen, brandweer)

Slide 13 - Slide

Hoe heet het register waar je de eenmanszaak moet inschrijven?
A
Verkoopregister
B
Kamer van Koophandel register
C
handelsregister
D
Belastingregister

Slide 14 - Quiz

Bij welke ondernemingsvorm is de directeur in loondienst?
A
Eenmanszaak
B
VOF
C
CV
D
BV

Slide 15 - Quiz

Welke van onderstaande bedrijven geeft aandelen uit?
A
NV
B
Eenmanszaak
C
CV
D
VOF

Slide 16 - Quiz

Welke ondernemingsvorm geeft aandelen uit die vrij verhandelbaar zijn?
A
NV
B
BV
C
CV
D
VOF

Slide 17 - Quiz

Welke van onderstaande bedrijven geeft aandelen uit?
A
NV
B
Eenmanszaak
C
CV
D
VOF

Slide 18 - Quiz

Welke ondernemingsvorm is een rechtspersoon?
A
CV
B
NV
C
VOF
D
Eenmanszaak

Slide 19 - Quiz

Arbeidsmotieven zijn redenen om te werken. Je werkt voor: regelmaat, loon, sociaal contact en?

Slide 20 - Open question

Welk van de vier is GEEN ondernemingsvorm?
A
Eenmanszaak
B
V.o.F
C
B.V.
D
A.P.

Slide 21 - Quiz

Noem de vier productiesectoren. Geef ook een beroep aan per sector

Slide 22 - Open question

In welke sector werkt deze man? De primaire, secundaire, tertiaire of quartaire?

Slide 23 - Open question

Wat betekent de afkorting KvK?
A
Kamer voor kooplieden
B
Kamer van Handel
C
Koopwaar en Koophandel
D
Kamer van Koophandel

Slide 24 - Quiz

Welke van de vier productiesector zie je op de achtergrond?
A
primaire sector
B
secundaire sector
C
tertiaire sector
D
quartaire sector

Slide 25 - Quiz

Welke van de vier productiesectoren zie je op de achtergrond?
A
primaire sector
B
secundaire sector
C
tertiaire sector
D
quartaire sector

Slide 26 - Quiz

Welke van de vier productiesector zie je op de achtergrond?
A
primaire sector
B
secundaire sector
C
tertiaire sector
D
quartaire sector

Slide 27 - Quiz

Welke van de vier productiesector zie je op de achtergrond?
A
primaire sector
B
secundaire sector
C
tertiaire sector
D
quartaire sector

Slide 28 - Quiz

Wat heb je geleerd?

Slide 29 - Slide

Lesdoelen 5.2

- Welke ondernemingsvormen zijn er?
- Hoe is een bedrijf georganiseerd?

- In welke sectoren kun je werken?

Slide 30 - Slide

Welke ondernemingsvormen zijn er?

Slide 31 - Open question

Hoe is een bedrijf georganiseerd?

Slide 32 - Open question

In welke sectoren kun je werken?

Slide 33 - Open question

extra uitleg

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Video

Slide 36 - Video

Slide 37 - Video

Slide 38 - Video

Slide 39 - Video

Slide 40 - Link