Welkom H33 ma 9-9-2024

Welkom H33 ma 9-9-2024
Vandaag:
- herhaling ww- spelling
-maken opdrachten ww- spelling
-werken aan je leesautobiografie
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom H33 ma 9-9-2024
Vandaag:
- herhaling ww- spelling
-maken opdrachten ww- spelling
-werken aan je leesautobiografie

Slide 1 - Slide


     Herhaling 
werkwoordspelling
Herhaling werkwoordspelling

Slide 2 - Slide

Ik spel werkwoorden altijd goed.
010

Slide 3 - Poll

Ik kan zometeen alle theorievragen over de werkwoordspelling correct beantwoorden.
010

Slide 4 - Poll

Ik denk dat het nuttig is om alles van de werkwoordspelling nog een keer te herhalen.
Ja.
Nee.

Slide 5 - Poll

Vragen over de theorie.
Wat weet je nog?

Slide 6 - Slide

Wat is het eerste dat je je moet afvragen als je een werkwoord gaat spellen?

Slide 7 - Open question

Wat betekent tt en vt?
A
Toekomende tijd en voorafgaande tijd
B
Tegenwoordige tijd en verleden tijd
C
Toekomende tijd en verleden tijd
D
Toekomstige tijd en verlopen tijd

Slide 8 - Quiz

Wat is de ik-vorm?

Slide 9 - Open question

Waarvoor kun je de verlengproef gebruiken?
A
Om te horen of je een d of een t moet schrijven.
B
Om te horen of je een e moet schrijven.
C
Om te horen wat het meervoud is.

Slide 10 - Quiz

persoonsvorm tegenwoordige tijd
De jongen koopt een ijsje,
Het hondje speelt in het park.
persoonsvorm verleden tijd
De jongen kocht een ijsje.
Het hondje speelde in het park.
voltooid deelwoord
De jongen heeft een ijsje gekocht.
Het hondje heeft in het park gespeeld.
onvoltooid deelwoord
Een ijsje kopend kwam de jongen zijn maat tegen.
Met de andere honden spelend vergat het hondje zijn baasje.
voltooid deelwoord als bijv. nw
Het gekochte ijsje was erg lekker.
De gespeelde wedstijd was een succes.
onvoltooid deelwoord als bijv. nw
De kopende jongen was snel door zijn geld heen.
De spelende hondjes hadden geen oog meer voor hun baasjes.
Herhaling werkwoordspelling

Slide 11 - Slide

4

Slide 12 - Video

Wat moet je je dus altijd als eerste afvragen?

Slide 13 - Open question

Welke twee proeven kennen wij om de persoonsvorm te vinden?

Slide 14 - Open question

Kopen is een voorbeeld van een ...
A
Sterk werkwoord
B
Zwak werkwoord

Slide 15 - Quiz

Smullen is een voorbeeld van een ...
A
Sterk werkwoord
B
Zwak werkwoord

Slide 16 - Quiz

Tegenwoordige tijd
Ander enkelvoud, bijvoorbeeld: hij, zij, het, u, de jongen, de stoel, het huis, enz.
ik ...
... jij/je
ik-vorm
ik schrijf
schrijf je
jij ...
ander enkelvoud ...
ik-vorm + t
jij schrijft
zij schrijft
wij/jullie
hele werkwoord
Wij schrijven

Slide 17 - Slide

Verleden tijd, zwakke werkwoorden







te(n) of de(n)?
Gebruik de verlengproef. Hoor je een t, dan schrijf je een t. Hoor je een d, dan schrijf je een d.
Twijfel je? Gebruik dan T X-KoFSCHiP.
Enkelvoud
ik-vorm + te / de
ik rende
ik troostte
Meervoud
ik-vorm + ten / den
wij renden
wij troostten

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video

Verleden tijd, sterk werkwoord
De klank verandert. 

Ik loop - ik liep
Hij zingt - hij zong
Wij schrijven - wij schreven

Slide 20 - Slide

Ik LIEP naar huis.

Wat kun je over dit werkwoord zeggen?
A
Het is de persoonsvorm en staat in de tegenwoordige tijd enkelvoud.
B
Het is de persoonsvorm en staat in de tegenwoordige tijd meervoud.
C
Het is de persoonsvorm en het staat in de verleden tijd. Het is een zwak werkwoord.
D
Het is de persoonsvorm en het staat in de verleden tijd. Het is een sterk werkwoord.

Slide 21 - Quiz

Zij SCHRIJVEN allebei een appje.

Wat kun je over dit werkwoord zeggen?
A
Het is de persoonsvorm en staat in de tegenwoordige tijd enkelvoud.
B
Het is de persoonsvorm en staat in de tegenwoordige tijd meervoud.
C
Het is de persoonsvorm en het staat in de verleden tijd. Het is een zwak werkwoord.
D
Het is de persoonsvorm en het staat in de verleden tijd. Het is een sterk werkwoord.

Slide 22 - Quiz

LOOP jij altijd naar school?

Wat kun je over dit werkwoord zeggen?
A
Het is de persoonsvorm en staat in de tegenwoordige tijd enkelvoud.
B
Het is de persoonsvorm en staat in de tegenwoordige tijd meervoud.
C
Het is de persoonsvorm en het staat in de verleden tijd. Het is een zwak werkwoord.
D
Het is de persoonsvorm en het staat in de verleden tijd. Het is een sterk werkwoord.

Slide 23 - Quiz

Joep PAKTE meteen zijn telefoon toen hij vanochtend wakker werd.

Wat kun je over dit werkwoord zeggen?
A
Het is de persoonsvorm en staat in de tegenwoordige tijd enkelvoud.
B
Het is de persoonsvorm en staat in de tegenwoordige tijd meervoud.
C
Het is de persoonsvorm en het staat in de verleden tijd. Het is een zwak werkwoord.
D
Het is de persoonsvorm en het staat in de verleden tijd. Het is een sterk werkwoord.

Slide 24 - Quiz

Ze heeft vanochtend niet ONTBETEN.

Wat kun je over dit werkwoord zeggen?
A
Het is de persoonsvorm en staat in de tegenwoordige tijd enkelvoud.
B
Het is de persoonsvorm en staat in de tegenwoordige tijd meervoud.
C
Het is niet de persoonsvorm. Het is een voltooid deelwoord.
D
Het is de persoonsvorm en het staat in de verleden tijd. Het is een sterk werkwoord.

Slide 25 - Quiz

Sofie VROEG iets aan de leraar.

Wat kun je over dit werkwoord zeggen?
A
Het is de persoonsvorm en staat in de tegenwoordige tijd enkelvoud.
B
Het is de persoonsvorm en staat in de tegenwoordige tijd meervoud.
C
Het is niet de persoonsvorm. Het is een voltooid deelwoord.
D
Het is de persoonsvorm en het staat in de verleden tijd. Het is een sterk werkwoord.

Slide 26 - Quiz

Waarom heb jij dat GEDAAN?

Wat kun je over dit werkwoord zeggen?
A
Het is de persoonsvorm en staat in de tegenwoordige tijd enkelvoud.
B
Het is de persoonsvorm en staat in de tegenwoordige tijd meervoud.
C
Het is niet de persoonsvorm. Het is een voltooid deelwoord.
D
Het is de persoonsvorm en het staat in de verleden tijd. Het is een sterk werkwoord.

Slide 27 - Quiz

Maken:
-
-
-

Slide 28 - Slide