This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 120 min
Items in this lesson
De Franse Revolutie
paragraaf 3.2
Slide 1 - Slide
Verlichters zijn voor
Verlichters zijn tegen
Vrijheid van meningsuiting
Gelijke rechten voor iedereen
Vrijheid van godssdienst
Ongelijkheid
Slide 2 - Drag question
Kopieer en vul de lege plekken in: Verlichting betekent het gebruik van ____________ en dat toepassen op de ________________
Slide 3 - Open question
Sleepvraag: ken je de drie standen?
Eerste stand
Tweede stand
Derde stand
Adel
Boeren, burgers
Geestelijk-heid
Slide 4 - Drag question
De Franse bevolking was ontevreden in 1789. Welke reden hoort er NIET bij?
A
hoge belastingen voor de derde stand
B
hoge graanprijzen en duur brood
C
de derde stand had geen inspraak
D
chaos en oorlog door de revolutie
Slide 5 - Quiz
Om welke reden riep Lodewijk XVI de Staten-Generaal bijeen?
A
Hij wilde een begin maken met een democratie
B
Hij wilde belastingen invoeren voor de 1e en 2e stand
C
Hij wilde toestemming vragen voor een nieuwe oorlog
D
Hij wilde dat de standen konden meepraten
Slide 6 - Quiz
Waarom kwam er ruzie over de manier van stemmen in de Staten-Generaal?
A
Men stemde per stand en niet per persoon
B
Men stemde per persoon en niet per stand
C
Niemand mocht stemmen van de koning
D
De stem van de 1e stand telde dubbel
Slide 7 - Quiz
Wat wordt bedoeld met de Nationale Vergadering?
A
De derde stand vormde dit nieuwe parlement
B
De Franse Staten-Generaal
C
De groep die de nieuwe grondwet moest maken
D
Een parlement van de 1e en 2e stand
Slide 8 - Quiz
Welke gebeurtenis uit de Franse Revolutie zie je op de afbeelding?
A
De sluiting van de Staten-Generaal
B
De bestorming van Versailles
C
De bestorming van de Bastille
D
De onthoofding van Lodewijk XVI
Slide 9 - Quiz
Over het verloop van de Franse Revolutie
2e fase
radicaal
1e fase
gematigd
De Terreur
Nieuwe grondwet
Standensamenleving afgeschaft
Robespierre
Slide 10 - Drag question
Wat hoort niet bij de eerste fase (gematigd)?
A
Nationale Vergadering
B
grondwet
C
koning onthoofd
D
bestorming Bastille
Slide 11 - Quiz
Hoe komt de Verlichting terug in deze fase? (2 goede antwoorden)
A
Rijke burgers mogen voortaan meebeslissen
B
De koning heeft geen enkele macht meer
C
Slavernij wordt afgeschaft
D
Privileges van de 1e en 2e stand worden afgeschaft via grondrechten
Slide 12 - Quiz
Waarom waren de vorsten van Oostenrijk en Pruisen bezorgd over de revolutie in Frankrijk?
A
Ze zijn bang dat de Franse koning wordt afgezet
B
Ze zijn bang voor een opstand in hun land
C
Ze zijn tegen de Verlichtingsideeën van de revolutie
D
Ze willen niet in oorlog raken met Frankrijk
Slide 13 - Quiz
Zet de woorden op de juiste plek
1. In 1789 kwamen de vertegenwoordigers van de drie standen bijeen bij de koning in [..........1..........].
2. Na een ruzie met de [..........2..........] en [..........3..........] stand hielden de burgers van de [..........4..........] stand een aparte vergadering die ze de Nationale Vergadering noemden.
3. De Nationale Vergadering wilde een [..........5..........] en wilde de [..........6..........] van de koning inperken.
4. De Nationale Vergadering schafte de [..........7..........] van de eerste en tweede stand af.
Versailles
eerste
tweede
derde
grondwet
macht
privileges
Slide 14 - Drag question
welk woord weg
Kies het woord dat er NIET bij past
Slide 15 - Slide
Welk woord moet hier weg?
A
Absolute vorst
B
Verlichting
C
Lodewijk XVI
Slide 16 - Quiz
Welk woord moet hier weg?
A
Nationale Vergadering
B
Derde Stand
C
Versailles
Slide 17 - Quiz
Welk woord moet hier weg?
A
privileges
B
standenmaatschappij
C
trias politica
Slide 18 - Quiz
Welk woord moet hier weg?
A
ancien regime
B
vrijheid
C
gelijkheid
Slide 19 - Quiz
Noem minimaal twee oorzaken voor het uitbreken van de Franse Revolutie
Slide 20 - Open question
Zet de gebeurtenissen in de juiste volgorde
De Terreur onder Robbespierre en de Jakobijnen
Het Directoire
Napoleon neemt de macht over
De Nationale Vergadering
Absolutie Monarchie onder Lodewijk XVI
Slide 21 - Drag question
Vul de juiste woorden in.
1. In 1791 stelde de derde stand een [...............1...............]
grondwet op.
2. Frankrijk werd een [...............2...............] monarchie.
3. Het parlement kreeg de [...............3...............] macht.
4. De koning kreeg de [...............4...............] macht.
democratische
communistisch
constitutionele
parlementaire
wetgevende
uitvoerende
rechterlijke
Slide 22 - Drag question
Wat is de juiste tijdsvolgorde?
A- de koning wordt gevangen genomen.
B- de nieuwe volksvertegen-woordiging schaft de monarchie af en roept de republiek uit.
C- De volksvertegenwoordiging veroordeelt Lodewijk ter dood.
De koning gaat niet akkoord met de grondwet en vlucht.