This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Triage DA3 BBL
Les 2, week 39:
Reanimatie volwassene en kind
Overlijden
Slide 1 - Slide
This item has no instructions
Wat komt aan bod:
Korte inhoudelijke vragen vorige les
Reanimatie volwassene
Reanimatie kind
Overlijden
Casussen oefenen
Huiswerk + onderwerp volgende week
Slide 2 - Slide
This item has no instructions
Reanimatie volwassene
A
start met 5x beademen
B
starten met 15x borstcompressies
C
start met 2x beademen
D
start met 30x borstcompressies
Slide 3 - Quiz
This item has no instructions
Reanimatie bij kinderen ouder dan een jaar
A
start met 2x beademen
B
start met 15x borstcompressies
C
start met 5x beademen
D
start met 30x borstcompressies
Slide 4 - Quiz
Start bij kinderen altijd eerst met
5x beademen.
Daarna 15x borstcompressie
vervolg 2x beademen
Vervolg 15:2
Bij pasgeborene is dat 3:1
Bij een pasgeborene starten we een reanimatie met 5 beademingen. Vervolgens gaan we borstcompressies en beademingen afwisselen. Dit doen we volgens deze cyclus:
A
30:2
B
15:2
C
3:1
D
15:5
Slide 5 - Quiz
This item has no instructions
Wat doe je wanneer de patiënt weer normaal gaat ademen tijdens een reanimatie?
Slide 6 - Open question
Leg de patiënt in de stabiele zijligging en blijf de ademhaling controleren
Wacht op de hulpdiensten
Noem 3 voorbeelden van een niet-natuurlijke dood
Slide 7 - Open question
ongeval
suïcide
euthanasie
overdosis
misdrijf
Wat is altijd een belangrijke regel als je gaat reanimeren?
Slide 8 - Open question
Vaste ondergrond.
Dus iemand op bed --> van bed halen
Pt. belt naar de praktijk in de ochtend. Mijn man reageert niet. Wat zijn belangrijke eerste vragen?
Slide 9 - Open question
This item has no instructions
Slide 10 - Video
Kun je je voorstellen dat de omstanders een black-out krijgen?
Hoe ga je daarmee om als assistent?
Wie heeft dit als assistent of in privé wel een meegemaakt?
Begrijp je de belangrijke taak als assistent.... Vertel eens... gesprek klassikaal
We gaan nu over naar het onderwerp overlijden
Dit kan een heel gevoelig onderwerp zijn.
Slide 11 - Slide
Klassikaal oppakken
Wie heeft dit wel eens meegemaakt op zijn/haar leerwerkplek als rol `assistent`
Slide 12 - Slide
- Hoe ben je daarmee omgegaan?
- Wat deed dit met je?
Wat is als assistent belangrijk om in te zetten bij een melding van overlijden?
Slide 13 - Mind map
This item has no instructions
Urgenties
Slide 14 - Slide
Gebruik deze ingangsklacht ook als het sterke vermoeden bestaat dat de persoon is overleden.
Natuurlijke dood
•Het overlijden werd voorafgegaan door een ziekte of klachten die het overlijden verklaren. Voorbeelden hiervan zijn een kwaadaardige tumor, ernstig hartfalen, pijn op de borst of benauwdheid.
•De oorzaak van het overlijden is niet duidelijk, maar verklaringen van omstanders, het onderzoek van de omgeving en het onderzoek van de overledene leveren in onderling verband geen aanwijzingen op voor een niet-natuurlijke dood.
•Het overlijden is het gevolg van een bekende complicatie van een juist geïndiceerde en juist uitgevoerde medische handeling.
Niet natuurlijke dood
•Ongeval
•Verdrinking
•Verstikking
•Geweld (moord, doodslag of mishandeling)
•Vergiftiging (waaronder de interactie van geneesmiddelen)
•Overdosis
•Zelfdoding
•Euthanasie
•Actieve levensbeëindiging zonder verzoek
•Zwangerschapsonderbreking na 24 of meer weken zwangerschap
•Overlijden door een medische of paramedische calamiteit.
Lijkschouwing
In welk tijdsbestek?
Slide 15 - Slide
Lijkschouw dient volgens de huidige richtlijnen binnen 3 uur plaats te vinden.
Ter info :
De arts mag alleen een verklaring van overlijden afgeven als hij ervan overtuigd is dat de patiënt door een natuurlijke oorzaak is overleden.
Bij twijfel moet hij de gemeentelijke lijkschouwer (schouwarts/ forensisch arts inschakelen.
Als ook de gemeentelijk lijkschouwer geen overtuiging van natuurlijk overlijden heeft, brengt die verslag uit aan de officier van justitie.