dag 6 woensdag 13 september

• Nederlands
• Speciaal Onderwijs
• Leerroute 4

woordenschat: thema 1: kennismaken, dag 6

juist

• 1. ander woord voor goed
• Zin: Je hebt de opdracht juist gemaakt.
• 2. dat iets anders is dan je zou denken.
• Zin: Sommige mensen vinden eten maken leuk, andere mensen vinden het juist saai.

meest(e)

• het grootste aantal
• veel - meer - meest(e)
• Zin: Ik heb veel geld. (100 euro) Mijn collega heeft meer geld (1000 euro), maar de directeur heeft het meeste geld! (10.000 euro)

nakijken (scheidbaar ww)

• scheidbaar werkwoord: ik kijk na, jij kijkt na, jullie kijken na
• 1. kijken of iets goed/fout is
• zin: de docent kijkt de toets van de leerlingen na, ze hoopt dat het goed gemaakt is.
• het werk van iemand bekijken (als informatie)
• 2. Er is een nieuw rooster, ik kijk even na of het een fijn rooster is.

nogal

• best wel veel
• positief/negatief
• Zin: Ik heb een toets gemaakt. De toets had 20 vragen en ik had 15 vragen goed. Dat zijn er nogal veel!

het plein

• een grote, open plaats tussen de gebouwen in een stad of dorp
• bij een school is er meestal ook een schoolplein. Daar kan je in de pauze buiten zijn.
• zin: Elke zaterdag is er markt op het plein.

Wie heeft het meeste geld?
Mevrouw Astrid: 101,20 euro
Mevrouw Helen: 102,50 euro
Meneer Malte: 101,40 euro

1. Mevrouw Astrid
2. Mevrouw Helen
3. Meneer Malte

Wat is de goede vervoeging van het werkwoord nakijken?

1. De docent kijk het werk na.
2. De docent kijken het werk na.
3. De docent kijkt het werk na.
4. De docent kijken het werk na.

In welke zin staat het woord
juist
op de goede plek?

1. Heb ik het fout gemaakt? Nee, je juist hebt het goed gemaakt.
2. Heb ik het fout gemaakt? Nee, je hebt juist het goed gemaakt.
3. Heb ik het fout gemaakt? Nee je hebt het juist goed gemaakt!
4. Heb ik het fout gemaakt? Nee, je hebt het goed juist gemaakt.

Maak een zin met het woord:
het plein

Opdracht: welk woord hoort in de zin?

Welk woord hoort in de zin? Schrijf alleen het woord op, niet de hele zin!

Ik vind het ............ koud in de klas. Mag het raam dicht?

Wie van jullie heeft het .......... aantal vragen goed?

De docent moet altijd ons werk...............

Ik dacht dat jij pizza lekker vond.
Nee, ik vind .......... patat lekker!

Op het.......... in ons dorp staat een kerk en een winkel.

Zinnen maken

Het rad draait een naam. Zie je jouw naam? Dan maak je een zin met 1 van de woorden.

juist

meest

nakijken

nogal

het plein