Engels

Engels
1 / 11
next
Slide 1: Slide
EngelsBasisschoolGroep 8

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Engels

Slide 1 - Slide

Engels
In het Nederlands zetten we de, het of een voor een zelfstandig naamwoord. Het zijn onze lidwoorden. 
In het Engels heb je er maar twee
the = de, het
Voorbeeld: het huis = the house, de deur = the door, de auto = the car, het oog = the eye
a of an = een
Voorbeeld: een man = a man, een kat = a cat, een arm = an arm, een eiland = an island

Je ziet dat je soms a en soms an schrijft. Je schrijft an als het woord in het Engels begint met een klinker en a als het met een medeklinker begint.
een arm = an arm, een oom = an uncle, een oog = an eye

Slide 2 - Slide

... car
A
a
B
an

Slide 3 - Quiz

.. elephant
A
a
B
an

Slide 4 - Quiz

.. book
A
a
B
an

Slide 5 - Quiz

.. door
A
a
B
an

Slide 6 - Quiz

.. open door
A
a
B
an

Slide 7 - Quiz

.. dog
A
a
B
an

Slide 8 - Quiz

.. ugly dog
A
a
B
an

Slide 9 - Quiz

.. yellow horse
A
a
B
an

Slide 10 - Quiz

Zelfstandig werken
Maak blz. 26 (B overslaan) + 27 in je werkboek
Klaar? Zelf nakijken
Klaar? Weektaak
Klaar? TaalBlobs
Klaar? Rekenen peiltaken af + taak 12 en 15
Klaar? Iets voor jezelf tot 10:00

Slide 11 - Slide