Engels

Engels
1 / 21
next
Slide 1: Slide
EngelsBasisschoolGroep 8

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Engels

Slide 1 - Slide

My family
In deze les leer je hoe je kunt vertellen over jezelf. Iemand kan vragen "Hoe heet je nou" of "Hoe heet je zusje?" Het zijn vragen die stelt als je meer van iemand wilt weten.
Voorbeeld: Ingrid is my mother = Marian is mijn moeder.
I hoort bij my
Voorbeeld: You have a brother = your brother
He has a sister = his sister
She has a dog = her dog
It has a tail = its tail
We have friends = our friends
You have brother = your brothers
They have parents = their parents

Hier gaan we mee oefenen.

Slide 2 - Slide

Vertaal in het Engels
mijn vader

Slide 3 - Open question

Vertaal in het Engels
mijn moeder

Slide 4 - Open question

Vertaal in het Engels
jouw vader

Slide 5 - Open question

Vertaal in het Engels
jouw moeder

Slide 6 - Open question

Vertaal in het Engels
haar broer

Slide 7 - Open question

Vertaal in het Engels
zijn zus

Slide 8 - Open question

Vertaal in het Engels
onze zus

Slide 9 - Open question

Vertaal in het Engels
uw broer

Slide 10 - Open question

Vertaal in het Engels
hun zus

Slide 11 - Open question

Vertaal in het Engels
hun auto

Slide 12 - Open question

Vertaal in het Engels
hun hond

Slide 13 - Open question

Vertaal in het Engels
jullie hond

Slide 14 - Open question

Vertaal in het Engels
jullie huis

Slide 15 - Open question

Vertaal in het Engels
zijn kleur (ding)

Slide 16 - Open question

Wat betekent your in deze zin?
Everybody, can I have your attention?

A
jouw
B
jullie

Slide 17 - Quiz

Wat betekent your in deze zin?
Mom, is this your shirt?
A
jouw
B
jullie

Slide 18 - Quiz

Wat betekent your in deze zin?
That is your book and this is mine.
A
jouw
B
jullie

Slide 19 - Quiz

Wat betekent your in deze zin?
Boys, where is your dog?
A
jouw
B
jullie

Slide 20 - Quiz

Zelfstandig werken
Maak blz. 38 + 39 + 40 van je werkboek. E mag je overslaan.
Klaar? Maak blz 36 opdracht B en C
Klaar? 16* spellingsmol en 24* werkwoordpaard
Klaar? weektaak
Klaar? 3* grammaticaklussers erbij
Klaar? TaalBlobs
Klaar? Taal/rekenspelletje

Slide 21 - Slide