Horeca - Test je kennis - Bediening lj2

• Zorg en Welzijn
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 2

Test je kennis

Horeca Bediening

Wat staan de letters RE voor in het woord HORECA

1. Recreatie
2. Reageren
3. Restaurant
4. Regelen

Een voorbeeld van een horecagelegenheid is:

1. Een supermarkt
2. Een metaalbedrijf
3. Een basisschool
4. Een ijssalon

Een voorbeeld van beleefd zijn is:

1. Gasten met u aanspreken
2. "Hoi" zeggen als gasten binnen komen
3. Gasten lang laten wachten op hun drinken
4. Gasten niet aankijken

Hoe noem je het kledingstuk op deze foto?

1. Schort
2. Sloof
3. Koksbuis
4. Haarnetjes

Bij het uitserveren van je de bestelling serveer je eerst .............

1. Kinderen
2. Pubers
3. Dames
4. Heren

Geef aan wat een voorbeeld van een representatief uiterlijk is

1. Je hebt nette zwarte schoenen aan
2. Je staat onderuit gezakt in een hoekje
3. Je kijkt boos omdat je chagrijnig bent
4. Je blouse hangt uit je broek

Bedrijfskleding draag je, omdat:

1. Het makkelijk zit
2. Je thuis niet zo veel hoeft te wassen
3. Het verplicht is
4. Herkenbaar te zijn voor klanten

Voorbeeld van representatief gedrag:

1. Lippenstift bijwerken achter de bar
2. Gasten welkom heten
3. Kauwgom eten
4. Hard lachen om een mop van je collega

Gasten serven doen je altijd

1. vanuit de linkerkant
2. vanuit de rechterkant
3. vanuit het midden
4. over de gasten heen

Wat hoort bij gasten ontvangen:

1. Jas aangeven
2. Vragen of alles naar wens is geweest
3. De rekening brengen
4. Gasten begroeten met goedemiddag of goedenavond

Een vaasje bloemen, kandelaar en peper & zout noem je

1. Vaste materialen
2. Vaste attributen
3. Menage
4. Couvert

Hoort het bij indekken of opdekken?
Molton op tafel leggen

1. Indekken
2. Opdekken

Hoort het bij indekken of opdekken?
Bestek op tafel leggen

1. Indekken
2. Opdekken

Hoort het bij indekken of opdekken?
Peper & zout op tafel zetten.

1. Indekken
2. Opdekken

Een voorbeeld van gebruikslinnen is:

1. Tafellakens
2. Moltons
3. Servetten
4. Poetsdoeken

Een molton leg je:

1. Op het tafellaken
2. Onder het tafellaken

De vork leg je aan de....

1. Linkerkant van het bord
2. Boven het bord
3. Rechterkant van het bord
4. Onder het bord