Geschlecht und Mehrzahl der Substantive

Het geslacht van zelfstandig naamwoorden
1 / 29
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Het geslacht van zelfstandig naamwoorden

Slide 1 - Slide

Welke drie lidwoorden heb je in het Duits?

Slide 2 - Open question

der
die
das
mannelijke personen en dieren
vrouwelijke personen en dieren
veel dingen die eindigen op -e
veel het-woorden (onzijdig)
woorden die eindigen op -heit, -keit, -schaft en -ung

Slide 3 - Drag question

Meervoud krijgt altijd
A
der
B
die
C
das

Slide 4 - Quiz

der
die
das
Stier
Gesundheit
Katze
Mädchen
Adresse
Land
Lehrer
Lesen
Junge

Slide 5 - Drag question

Freundschaft

Slide 6 - Open question

Esel

Slide 7 - Open question

Kind

Slide 8 - Open question

Schule

Slide 9 - Open question

Freund

Slide 10 - Open question

Freunde

Slide 11 - Open question

Het meervoud van zelfstandig naamwoorden 

Slide 12 - Slide

Basisregels (pas op voor uitzonderingen)
- Mannelijk: umlaut +e --> der Ball, die Bälle
- Vrouwelijk: +(e)n --> die Straße, die Straßen
- Onzijdig: +e --> das Heft, die Hefte
- Mannelijk en onzijdig op -el, -en en -er veranderen niet --> der Onkel, die Onkel; der Lehrer, die Lehrer, das Zimmer, die Zimmer
- Veel woorden op -a, -i, -o en -y: +s --> das Handy, die Handys

Slide 13 - Slide

Het meervoud van
der Schrank
A
die Schranke
B
die Schränke

Slide 14 - Quiz

Het meervoud van
der Grund
A
die Gründe
B
die Grunden

Slide 15 - Quiz

het meervoud van
der Raum
A
die Raumer
B
die Räume

Slide 16 - Quiz

het meervoud van
der Schlüssel
A
die Schlüssel
B
die Schlüsseln

Slide 17 - Quiz

het meervoud van
die Frau
A
die Frauen
B
die Fraue

Slide 18 - Quiz

met meervoud van
die Folge
A
die Folgen
B
die Folger

Slide 19 - Quiz

het meervoud van
die Kollegin
A
die Kolleginen
B
die Kolleginnen

Slide 20 - Quiz

her meervoud van
die Nachricht
A
die Nachrichten
B
die Nachrichte

Slide 21 - Quiz

het meervoud van
die Kamera
A
die Kameren
B
die Kameras

Slide 22 - Quiz

het meervoud van
das Jahr
A
die Jahre
B
die Jahren

Slide 23 - Quiz

het meervoud van
der Sohn
A
die Sohne
B
die Söhne

Slide 24 - Quiz

het meervoud van
die Telefonnummer
A
die Telefonnummeren
B
die Telefonnummern

Slide 25 - Quiz

het meervoud van
der Rucksack
A
die Rucksacken
B
die Rucksäcke

Slide 26 - Quiz

het meervoud van
das Mädchen
A
die Mädchen
B
die Mädchens

Slide 27 - Quiz

het meervoud van
der Computer
A
die Computers
B
die Computer

Slide 28 - Quiz

Ende

Slide 29 - Slide