This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.
De meeste zinnen bevatten een persoonsvorm, een werkwoordelijk gezegde en een onderwerp.
Veel zinnen hebben ook een lijdend voorwerp.
Met het lijdend voorwerp gebeurt iets,
het 'ondergaat' wat in het gezegde staat.
Tim | graaft | een kuil.
Wat graaft Tim? Tim graaft een kuil.
lijdend voorwerp = een kuil
Altijd aan het begin van de zin:
Eigennamen of afgeleiden
Uitzonderingen: geen hoofletter eigennamen
We use cookies to improve your user experience and offer you personalized content. By using Lessonup you agree to our cookie policy.