Hoofdstuk 4 Grafieken BB en KB :Leren voor de toets

• Wiskunde
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1

Welkom, leuk dat je dit maakt!

Deze LessonUp kun je maken om te leren voor de toets

Deze toets heb je op vrijdag 13 november

In deze presentatie vind je  de volgende dingen:

- Korte uitleg met voorbeelden 

- Belangrijke begrippen

- Quizvragen over de lesstof 

Hoe werkt dit?

• Je kunt zelf naar de volgende pagina gaan, je bepaalt zelf het tempo dus

• Bij sommige woorden staat een uitleg en een voorbeeld. 

      Je moet dan klikken op dit symbool                     probeer maar eens!

• Let op: Als er twee  symbolen staan, klik dan de andere weer uit. Je kunt de tekst met uitleg ook verplaatsen als je dat handig vindt

• Bij sommige onderwerpen worden vragen gesteld. Je krijgt daarna de antwoorden direct te zien!

Bij dit symbool krijg je uitleg over een begrip of een voorbeeld te zien

4-1 Globale grafieken

Wat moet je kennen en kunnen?

1) Je weet wat een globale grafiek is en je weet om welk verband het gaat

2) Je kunt aangeven welke delen (stukjes) van de grafiek stijgen, dalen of constant zijn

4-1 Globale grafieken

Je weet wat een globale grafiek is 

en je weet om welk verband het gaat

Bij een globale grafiek gebruiken we geen getallen. Er staan dus geen getallen bij de horizontale en verticale as

Een verband zegt eigenlijk waar de grafiek over gaat. Het gaat altijd om de woorden die bij de assen staan. In het voorbeeld is er dus een verband tussen de tijd en de afstand. Het woordje en is belangrijk als je het verband opschrijft!

4-1 stijgen, dalen en constant

Een grafiek verandert vaak. Dat kun je zien aan de lijn die soms omhoog gaat, soms omlaag en soms hetzelfde blijft. In wiskundetaal gebruiken we de woorden:

STIJGEN

DALEN

CONSTANT

kijk naar het voorbeeld

als ze grafiek omhoog gaat, zeggen we dat de grafiek stijgt

als de grafiek omlaag gaat, dan zeggen we dat de grafiek daalt

als de grafiek hetzelfde blijft (dus niet omhoog of omlaag gaat), zeggen we dat de grafiek constant is

Over welk verband
gaat deze grafiek?

1. tijd
2. afstand
3. tijd en afstand
4. tijd en aantal

Over welk verband
gaat deze grafiek?

1. leeftijd
2. hoogte
3. leeftijd en hoogte
4. meters

Wat doet de grafiek
op het gele deel?

1. De grafiek stijgt
2. De grafiek gaat omlaag
3. De grafiek is constant
4. De grafiek daalt

4-2 Grafieken aflezen

Wat moet je kennen en kunnen?

Je kunt bij een grafiek waarbij getallen worden gebruikt, gegevens aflezen

4-2 Grafieken aflezen

In deze grafiek is er een verband tussen de tijd en de temperatuur. 

• Je kunt in deze grafiek bijvoorbeeld aflezen wat de temperatuur was om 20 uur. 

• Maar je kunt ook aflezen hoe laat het was toen het 20 graden was

Kijk eerst naar het getal 20 op de horizontale as, want daar staat de tijd. Ga dan omhoog tot je bij de grafiek bent en kijk welk getal op de vericale as erbij hoort. Hier is dat 15. Dus toen het 20 uur was, was de temperatuur 15 graden

Kijk naar het getal 20 op de verticale as, want daar staat de temperatuur. Ga naar rechts tot je bij de grafiek (het lijntje dus) bent en kijk precies onder bij de horizontale as. Het getal dat daar staat is de tijd. In dit voorbeeld is dat 14 uur.

Kort uitlegfilmpje over aflezen

let op: Deze meneer gebruikt de begrippen eenheden en grootheden. Je hoeft  niet te weten wat deze begrippen betekenen.

Deze grafiek gaat over de leeftijd en hoogte van een boom

Vraag: Wat is de hoogte van de boom na 4 jaar?

(vul je antwoord in bij de volgende pagina!)

Vul hier je antwoord in. Gebruik alleen een getal (klik daarna op controleren)

Deze grafiek gaat over de leeftijd en hoogte van een boom

Vraag: Hoe oud was de boom toen hij 18 meter hoog was?

Geef hier je antwoord op hoe oud de boom was toen deze 18 meter hoog was (alleen een getal invullen)

4-3 Zelf een grafiek tekenen

Zorg dat je dit stappenplan kent! 

Je kunt de afbeelding groter maken.

Opgave:
Maak een grafiek bij dit tabel. Gebruik dit assenstelsel. Teken deze dus netjes na en teken dan de punten en de grafiek)

Antwoord op de opgave, vergelijk dit met je eigen tekening

De gele stippen zijn de punten die je moest tekenen. Met de rode lijn verbind je de punten, dat is de grafiek

4-4 Langs de assen

Langs de assen van een assenstelsel staan getallen, woorden en soms ook een zigzaglijntje. Op de volgende slides wordt daar kort wat over uitgelegd en krijg je nog een aantal vragen.

STAPGROOTTE

Voorbeeld:

Op de horizontale as is de stapgrootte 1, want je neemt steeds een stapje van 1

Op de verticale as, is de stapgrootte anders, namelijk 10. Je neemt steeds stapjes van 10

Je begint op beide assen te tellen met 0, dat noem je de oorsprong. 

Soms zie je twee keer de 0, kijk maar hierboven. Dat mag, maar mooier is als je de 0 maar één keer gebruikt. Zie de rechter grafiek

verschil assenstelsel en grafiek

Links zie je een assenstelsel, rechts zie je een grafiek (de blauwe lijn). Je tekent dus een grafiek in een assenstelsel. 

Wat is de stapgrootte
op de verticale as?

1. 2
2. 4
3. 100
4. 6

De stapgrootte op de verticale as is......

1. 25
2. 1
3. 9
4. 200

op welke as moet eigenlijk een
zaagtand getekend worden?

1. Beide assen
2. Geen van beide
3. Horizontale
4. Verticale

Einde van de lessonUp

Ik hoop dat je het leuk vond en dat het je helpt om te leren voor de toets van vrijdag!